Ephesians 4:27

De nieuwe mens

Ef 4:25. Het woord “daarom” geeft aan dat de vermaningen die nu volgen, voortvloeien uit wat zojuist is gezegd. De gelovigen in Efeze hebben gehoord over de ‘waarheid in Jezus’. Paulus heeft hun verteld over de oude en de nieuwe mens. Hij heeft duidelijk gemaakt dat de nieuwe mens ‘overeenkomstig God geschapen is’. Je kunt dat allemaal weten, maar je hebt het pas echt begrepen als dat ook in je leven te zien is.

Daarom gaat Paulus zijn onderwijs handen en voeten en een mond geven. Hij laat zien op welke manier de kenmerken van God in het leven van de gelovige tot uiting behoren te komen. Daarvoor heb je de mogelijkheid. Je bent immers ‘overeenkomstig God geschapen’. Dat betekent dat je vernieuwd bent om in je dagelijks leven te lijken op God door Zijn wezenstrekken te vertonen.

De eerste Mens op aarde in Wie dat volkomen zichtbaar is geweest, is de Heer Jezus. Nooit is enige leugen uit Zijn mond gekomen (vgl. 1Pt 2:23); altijd heeft Hij de volle waarheid gesproken. En dat hoort ook zo te zijn bij iedereen die overeenkomstig God geschapen is.

Liegen is een bewuste loochening van de waarheid of een bewust verdraaien ervan. Je draait mensen een rad voor ogen omdat het je voordeel oplevert. Dat hoeft niet altijd financieel voordeel te zijn. Je kunt er ook bij gebaat zijn dat men niet achter je ware bedoelingen komt. Zo is God niet en zo was de Heer Jezus ook niet toen Hij op aarde leefde. God is volmaakt doorzichtig en dat was de Heer Jezus op aarde ook. Hij sprak alleen waarheid en kon zeggen: “Ik ben … de waarheid” (Jh 14:6). Er is “geen leugen uit de waarheid” (1Jh 2:21).

Natuurlijk is ‘niet liegen’ en ‘de waarheid spreken’ iets wat je altijd en tegenover iedereen moet doen, maar hier staat het toch vooral in verband met je medegelovigen. Als jij tegen je broeder liegt, lieg je tegen jezelf. Dat ligt namelijk opgesloten in de woorden “want wij zijn leden van elkaar”. Deze benadering past helemaal bij een brief waarin de eenheid van de gemeente zo’n belangrijke plaats inneemt.

Ef 4:26. Leugen spreken is altijd verkeerd en gebeurt bijna altijd weloverwogen. ‘Toornig worden’ is niet altijd verkeerd en gebeurt bijna altijd spontaan bij het zien van onrecht. We spreken van ‘heilige toorn’ als er toorn opkomt bij het zien van oneer die God wordt aangedaan. Die toorn is op zijn plaats. Hier roept de apostel er zelfs toe op: “Wordt toornig.”

Toornig worden is niet in strijd met de liefde. God is liefde, maar Hij toornt over de zonde, wat inhoudt dat toorn niet in strijd is met de liefde. De Heer Jezus was toornig over de oneer die Zijn God werd aangedaan en reinigde in toorn de tempel (Mt 21:12).

Bij ons is het gevaar aanwezig dat onze toorn een zondige toorn wordt. Vandaar dat er direct aan wordt toegevoegd: “En zondigt niet.” Als we toornig worden bij het zien van een bepaald onrecht, kunnen we zó verontwaardigd en opgewonden raken, dat we onszelf niet meer in de hand hebben. We kunnen dan zomaar dingen zeggen of doen die niet ‘overeenkomstig God’ zijn. Bij de Heer Jezus gaan toorn en droefheid volmaakt evenwichtig samen (Mk 3:5a), terwijl bij ons de kans bestaat dat toorn samengaat met een persoonlijk gekrenkt zijn.

Mozes is ook eens in toorn ontstoken. Dat was toen hij van de berg kwam en het volk om het gouden kalf danste (Ex 32:19). Die toorn was terecht. Later werd hij weer toornig en sloeg op de rots in plaats van ertegen te spreken, zoals God had gezegd. Daar was hij driftig, en voor die toorn moest God hem straffen omdat hij toen zondigde en aan de duivel plaats gaf (Nm 20:7-12).

Dat de zon niet over de toorn mag ondergaan, wil zeggen dat we de toorn niet moeten koesteren, maar deze bij God moeten brengen. Psalm 4 wijst daarop (Ps 4:5). Als je toorn gaat koesteren, zal ook in geestelijke zin de zon over je toorn ondergaan. Je raakt verbitterd en het leven verliest alle licht en uitzicht. Toorn kan dan veranderen in haat en wraakzucht.

Het is mogelijk dat jij door onrecht dat jou is aangedaan, in een dergelijke situatie bent terechtgekomen. Zoek dan hulp bij iemand die je vertrouwt. Doe in elk geval iets om weer in het licht te komen!

Ef 4:27. “Geeft de duivel geen plaats” wil zeggen: bied hem geen gelegenheid je te laten zondigen. Als je hem wel gelegenheid hebt geboden, ontneem die hem dan direct, zodat je leven niet verder in duisternis wordt gedompeld. Hij heeft er geen recht op, want de Heer Jezus heeft hem overwonnen. Laat hem niet langer voordeel op je behalen (2Ko 2:10).

Ef 4:28. Nadat Paulus ons spreken en ons gevoelen in verbinding met de oude en de nieuwe mens heeft besproken, komt hij bij onze daden. Diefstal is jezelf verrijken ten koste van anderen; geven is anderen verrijken ten koste van jezelf. De wet is duidelijk over liegen en stelen: “U zult niet …” (Ex 20:15-16). Paulus doet echter geen beroep op de wet. De christen die in Christus in de hemel is gezet en daar gezegend is met alle geestelijke zegening, leeft niet in de sfeer van de wet.

Natuurlijk mag hij niet liegen en stelen, maar dat wíl iemand die ‘overeenkomstig God geschapen is’ ook helemaal niet. Integendeel, zo iemand wil de kenmerken van God laten zien. Heeft God ooit iets gestolen? Dwaze vraag. God is een Gever (Jh 4:10) en Hij geeft mild. Zo zal het ook met jou het geval zijn.

Je hoeft geen dief te zijn geweest om te leren op welke manier jij God in jouw leven kunt laten zien. Het gaat hier zelfs nog een stukje verder dan wat je in Romeinen 13 leest: “Weest niemand iets schuldig” (Rm 13:8). Goed, je steelt niet, je staat zelfs bij niemand in de schuld. Maar in het licht van deze brief is dat niet het toppunt van het christen-zijn. Hier word je aangesproken op het hoogste niveau: door hard, eerlijk en eerbaar te werken zul je in staat zijn anderen te geven.

Paulus heeft zelf het goede voorbeeld gegeven – en daarmee de woorden van de Heer Jezus in praktijk gebracht –, toen hij tegen de oudsten van de gemeente in Efeze zei: “Niemands zilver, goud of kleding heb ik begeerd. U weet zelf, dat deze handen in mijn behoeften en in die van hen die bij mij waren, hebben voorzien. In alles heb ik u getoond, dat men door zo te arbeiden zich de zwakken moet aantrekken en de woorden van de Heer Jezus in herinnering moet houden, dat Hijzelf gezegd heeft: Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Hd 20:33-35).

Ef 4:29. Evenmin als God iets steelt, zegt Hij iets wat nadelig is of wat niet sticht. Alles wat God zegt, Zijn hele Woord, is goed, bouwt op en geeft genade. De wereld is vol vuile woorden en smerige uitdrukkingen. Radio, televisie, internet, boeken en tijdschriften zijn voor het grootste gedeelte niets anders dan spreekbuizen van de oude mens. Zij geven hun boodschap door aan wie maar wil horen, kijken en lezen. Luisteraars, kijkers en lezers worden op die manier voorzien van een jargon dat eigen is aan de oude mens. De gesprekken op de werkvloer en in de vergaderkamer bewijzen dit. De gebezigde taal is vaak niet vrij van ‘vuil’ in de zin van verrot, verdorven.

De uitdrukking “vuil woord” slaat niet alleen op een verkeerde, smerige uitdrukking, maar ook op de hele inhoud, de boodschap die wordt doorgegeven. En of iemand nu platvloerse of nette woorden gebruikt, zijn taalgebruik is onrein of vuil als zijn boodschap ‘vuil’ is. Nee, ook in het taalgebruik wil God graag Zichzelf horen.

In plaats van een woord dat verrotting en verderf teweegbrengt, moet ons woord een werktuig zijn dat ”genade geeft aan hen die horen”. Van de Heer Jezus wordt getuigd: “Nooit heeft een mens zó gesproken ” (Jh 7:46). Hij sprak “goede woorden, troostrijke woorden” (Zc 1:13). De woorden “waar dat nodig is”, wijzen erop dat het niet alleen belangrijk is wát gezegd wordt, maar ook waar en wanneer.

Ik hoop van harte dat in jouw en mijn spreken de taal van God gehoord wordt.

Lees nog eens Efeziërs 4:25-29.

Verwerking: Hoe leg je de oude mens af en doe je de nieuwe aan?

Copyright information for DutKingComments