Ephesians 5:5

Wandelen in liefde en in het licht

Ef 5:1. Als we doen wat in het laatste vers van het vorige hoofdstuk staat (Ef 4:32), kunnen we worden aangesproken als “navolgers van God”. We kunnen doen wat God deed in het betonen van goedertierenheid. Het mag zelfs van ons worden verwacht. Het is op zich al heel wat om als ‘navolgers van God’ te worden aangesproken. Toch blijft het daar niet bij. We worden zelfs “geliefde kinderen” van God genoemd. God heeft ons niet alleen alle schuld vergeven, maar Hij heeft ons ook rijk gemaakt, want we zijn kinderen van Hem geworden. Dat moet je even goed tot je laten doordringen. Je bent een kind van God en je bent door Hem geliefd!

Ef 5:2. Dan toon je niet alleen goedertierenheid en vergeving in navolging van God, maar dan zal je hele gedrag, je hele wandel, “in liefde” zijn. Goedertierenheid en vergeving bewijs je als je je broeder of zuster het verkeerde niet meer aanrekent. Liefde bewijzen gaat verder. Liefde houdt zich niet zozeer bezig met wat de ander heeft gedaan, maar met de ander zelf. Liefde zoekt altijd het goede voor de ander. De aansporing “wandelt in liefde” betekent eenvoudig dat je de Goddelijke natuur in je dagelijkse levenspraktijk laat zien.

Hoe dat precies werkt, zie je in het leven van de Heer Jezus. In Hem is de natuur van God volmaakt tot uiting gekomen. De liefde heeft Hem tot een daad gebracht die we eeuwig zullen bewonderen. Die daad van liefde is Zijn volkomen overgave aan God geweest, tot in de dood. Zijn dood is het absolute hoogtepunt van Zijn liefde voor God en voor ons. Zijn leven en sterven hebben God een onuitsprekelijke vreugde gegeven. Nooit is er iemand op aarde geweest die God, met al de liefde van zijn hart, volkomen toegewijd heeft gediend en geëerd. De Heer Jezus heeft dat wél gedaan.

“Offerande” en “slachtoffer” spreken van Zijn hele leven tot en met Zijn dood aan het kruis. Alles is een welriekende reuk voor God, terwijl Zijn dood aan het kruis tevens voor ons is. Hij is in onze plaats gestorven. Als gevolg daarvan zijn wij behouden en zijn alle verhinderingen voor God weggedaan om ons te zegenen.

In die volkomen overgave is Hij uniek, daarin kunnen wij Hem niet navolgen. Toch staat er: “Wandelt in liefde, zoals ook Christus.” We zullen alleen dan op dezelfde wijze als Christus in liefde wandelen als ook wij ons hele leven volledig toewijden aan God en Zijn belangen. Dan wordt God door ons als het ware herinnerd aan de wandel van Zijn Zoon en gaat er uit ons leven een welriekende reuk omhoog naar Hem.

Ef 5:3. De vermaningen die Paulus nu laat horen, sluiten aan bij een levenswandel in het licht. Alles wat het licht van God niet kan verdragen, mag geen plaats hebben onder gelovigen. Bovendien is het in strijd met de liefde. Liefde zoekt altijd het goede voor de ander, ook als dat ten koste van zichzelf gaat. De dingen die hier worden genoemd, hebben alleen tot doel de eigen begeerten te bevredigen. Het zijn zonden waarbij men zich ten koste van een ander genot verschaft.

Alles wordt afgemeten aan Wie God is. De gelovige is in overeenstemming met Hem geschapen (Ef 4:24). God is licht en liefde (1Jh 1:5; 1Jh 4:8; 16). Gelovigen behoren te wandelen als kinderen van God in liefde (Ef 5:1-2), en als heiligen behoren ze te wandelen in het licht (Ef 5:3-21).

De dingen die vanaf Ef 5:3 worden genoemd, passen niet bij liefde en licht. De gelovige hoort geen dingen te doen, en zelfs niet te noemen, die “niet gepast zijn” (Ef 5:4), dat wil zeggen dat ze niet passen bij de natuur van God. Het gaat niet zozeer om daden, maar aan wat daaraan voorafgaat. Het gaat om wat in het hart is en waar de mond uiting aan geeft. “Uit de overvloed van het hart spreekt de mond” (Mt 12:34). Paulus veroordeelt hier natuurlijk de manier van spreken die iemands wellust verraadt.

Als hij dingen noemt waarvan hij zegt dat ze niet genoemd mogen worden, handelt hij niet in strijd met zijn eigen vermaning. Hij noemt ze immers in afkeurende zin. Er moet bijvoorbeeld over deze dingen ook gesproken worden als er tucht in de gemeente moet worden uitgeoefend, of als ze elders aan de kaak moeten worden gesteld (Ef 5:11). Maar laat je niet verleiden om deze dingen lichtvaardig of als grap te noemen en ook niet om dat te tolereren.

“Hoererij” is ontucht in de ruimste zin van het woord. Het betreft alle seksuele omgang buiten het huwelijk en dat is meer dan alleen overspel. “Alle onreinheid” is onreinheid van elke vorm of soort, zowel in woord en daad als in gedachten. “Hebzucht” is de zucht naar meer bezit, en blijft niet beperkt tot geld.

De afwezigheid van zulke praat past bij “heiligen”. Fatsoenlijke mensen letten op wat zij zeggen, opdat ze hun goede naam niet te grabbel gooien, maar ‘heiligen’ hebben een heel wat hoger motief. Zij horen niet bij de wereld, waarin deze onderwerpen gemeengoed zijn, maar bij de nieuwe mens.

Ef 5:4. Ook “oneerbaarheid”, wat schunnig, onfatsoenlijk in woord en gebaar is, moet niet tot je taalgebruik behoren. Het omvat alles wat in strijd is met wat waard is om geëerd te worden. “Zotte praat” is dwaas gepraat. Een mens die geen rekening houdt met God, wordt een dwaas genoemd (Ps 14:1). “Lichtzinnige taal” beluister je in dubbelzinnige praat. Het is allemaal ‘niet gepast’, het past niet bij de standaard van de heiligen van God.

Daarom moet je jezelf niet toestaan af te dalen naar het niveau van het uitkramen van onzin om de grapjas uit te hangen. Wie als zodanig bekendstaat, is geen christen, wat hij ook mag belijden. Het gaat hier echt niet om algemene humor. Het gaat om mensen die het in zich hebben en erop uit zijn om, door hun onzinnige en dubbelzinnige taal en grappen, morele grenzen te verleggen en drempels van het fatsoen te slechten.

Bij ‘heiligen’, mensen die vergeving hebben ontvangen, past “dankzegging”. Dat veronderstelt een geopende mond waaruit in plaats van liederlijkheden, woorden van dankzegging komen (1Th 5:18; Ko 1:12).

Ef 5:5. In Ef 5:3 wordt het kwaad genoemd, in Ef 5:5 zien we de daders ervan. Je weet wel, en je hebt dat ook erkend, dat door alles wat je vroeger was en waarin je deelhad, er geen enkele binding was met het terrein waar Christus en God alle heerschappij hebben. Bij je bekering heb je dat beleden en je hebt gezien dat het allemaal is weggedaan in het oordeel dat over Christus is gekomen. Toch kun je dat vergeten en weer gaan leven als vroeger. Daarom wordt hier een beroep gedaan op je geweten, om je te herinneren aan wat je bij je bekering bij het kruis hebt beleden en weggedaan.

Er is echter niet alleen de herinnering aan wat is weggedaan. Er is ook het uitzicht op het “erfdeel in het koninkrijk van Christus en van God”. Dit koninkrijk zal in de volheid der tijden worden opgericht (Ef 1:10). Het is ‘het koninkrijk van Christus’ omdat Hij het Middelpunt ervan is, Degene Die regeert. Het is ‘het koninkrijk van God’ omdat Hij de oorsprong, de Bedenker ervan is, het is Zijn raadsbesluit.

Bij “erfdeel” denk je aan de toekomst; je bent erfgenaam van een erfenis die nog moet komen. Jouw erfdeel in het koninkrijk ontvang je in de volheid der tijden bij de openbaring van Christus. De rechten van God en Zijn regering zullen dan worden gevestigd in het heelal. Het wordt hier genoemd om aan te geven dat jij jouw leven moet zien in het licht van die tijd. Het gevolg zal zijn dat je de heerschappij over je leven nu al in handen van Christus en God legt.

Ef 5:6. Dan zul je je niet laten verleiden tot een onheilig leven, waardoor je weer terechtkomt in het gezelschap waarin je vroeger hebt verkeerd (vgl. Ps 1:1). Je kunt je zomaar door zinloze woorden, woorden die tegen de Schrift ingaan, een rad voor ogen laten draaien. Allerlei samenlevingsvormen die de Schrift hoererij noemt, worden goedgepraat, zoals ongehuwd samenwonen en het openstellen van het huwelijk tussen mensen van gelijk geslacht. Deze dingen worden ook in de christenheid met fraaie, maar zinloze woorden verdedigd. Denk eraan: “Om deze dingen komt de toorn van God over de zonen van de ongehoorzaamheid.” ‘Zonen van de ongehoorzaamheid’ zijn mensen die bewust ongehoorzaam zijn.

Ef 5:7. Hou je ver van hen. Doe niet met hen mee en gedraag je niet zoals zij. Zorg ervoor dat je niet als een van hun “mededeelgenoten” kunt worden gezien (Ef 5:11). Kinderen van God en zonen van de ongehoorzaamheid hebben geestelijk niets gemeenschappelijk. Je moet niet alleen zonden vermijden, maar ook de banden met zondaars.

Ef 5:8. Weet je waarom je die banden moet vermijden? Om wat je vroeger wás en nu bént. Het wordt gesteld als feit. Die verandering is tot stand gekomen door het werk dat God aan jou heeft gedaan. Je was niet alleen ín de duisternis, je wás duisternis. Je werd gekenmerkt door een natuur die duisternis is en die zijn plezier vond in alles wat tegen God is. Maar je bent nu licht in de Heer. Er is niets verborgen, alles is zichtbaar en zo hoor je ook te wandelen.

Lees nog eens Efeziërs 5:1-8.

Verwerking: Wat hoort wel en wat niet bij een wandel in het licht?

Copyright information for DutKingComments