Ephesians 6:1-3

Kinderen en ouders

Ef 6:1. Na de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk brengt Paulus nu de verhouding tussen ouders en kinderen naar voren. Ook in deze verhouding kunnen wij een hemelse waarheid realiseren. Om echt van de christelijke zegeningen te kunnen genieten dienen we ons in genoemde verhouding te gedragen zoals Paulus hier aangeeft.

Ook nu richt de apostel zich eerst tot hen die de onderdanige positie innemen, de kinderen. Dat zij direct worden aangesproken, geeft aan hoe belangrijk zij zijn. Ze hangen er niet maar een beetje bij, nee, zij mogen eraan bijdragen dat de nieuwe mens hier zichtbaar wordt, wat gebeurt als zij gehoorzaam zijn.

Wij leven in een wereld die is doordrenkt van een geest van opstandigheid en het doen van de eigen wil. Die geest houdt geen halt voor de huisdeur van de christelijke gezinnen. “[De] ouders ongehoorzaam” is immers een kenmerk van “de laatste dagen” (2Tm 3:1-2). Het aantal ontspoorde jongeren neemt toe. Hoe dat komt? Een van de oorzaken is dat er steeds minder ‘normale’ gezinnen zijn. Nog een oorzaak is dat ouders er niet aan denken dat de relatie ‘kind-ouders’ door God is ingesteld.

Ouders maken fouten, maar de kinderen moeten hun ouders gehoorzamen. Een opvoeding zonder handhaving van gezag is in strijd met Gods wil. Door hun kinderen gehoorzaamheid te leren bewijzen ouders hun een grote dienst. Kinderen die niet hebben geleerd te gehoorzamen, komen ook moeilijk tot bekering.

Dat ouders niet volmaakt zijn, geeft het kind niet het recht ongehoorzaam te zijn. Daarom staat er als extra motief bij “in [de] Heer”. Een kind gehoorzaamt omdat de Heer het zegt en niet omdat zijn ouders geen fouten maken en ook niet pas als het begrijpt wat er gevraagd wordt.

Het maakt ook niet uit of een kind zich al heeft bekeerd of niet. De opdracht geldt voor ieder kind. Gelovige kinderen zullen ook ongelovige ouders moeten gehoorzamen. Deze houding, dit gedrag, is recht voor God.

Ef 6:2. Met de aanhaling van het vijfde gebod van de wet onderstreept de apostel het belang van gehoorzaamheid. Hij haalt dit gebod niet aan omdat wij nog onder de wet zouden zijn. Juist deze brief heeft met de wet, die regels geeft voor het leven op aarde, geen enkele verbinding. De brief plaatst ons immers in de hemel en van daaruit wordt ons leven bestuurd. Maar dat brengt ons niet tot een handelen in strijd met de wet. Met dit gebod toont Paulus aan dat bepaalde beginselen van de wet ook gelden onder de genade.

In het gebod wordt niet over gehoorzamen gesproken, maar over eren. ‘Eren’ is iemand de plaats geven die hem toekomt en houdt tevens gehoorzaamheid in. Eren gaat verder dan gehoorzamen. Als kinderen een bepaalde leeftijd hebben bereikt en zelfstandig wonen of getrouwd zijn, is gehoorzaamheid niet meer aan de orde, terwijl eren wel een opdracht blijft.

Dit gebod is een bijzonder gebod. Aan dit vijfde gebod wordt namelijk geen sanctie verbonden, zoals bij andere geboden, maar een belofte. Daaruit blijkt dat God grote waarde hecht aan het eren van vader en moeder.

Ef 6:3. Gods waardering voor gehoorzaamheid aan dit gebod blijkt wel uit de inhoud van de belofte. Uit die belofte blijkt ook dat het gebod niet is aangehaald omdat wij nog onder de wet zouden zijn. De belofte is namelijk niet voor ons. God belooft dit aan een aards volk, waarmee Hij door de wet in verbinding staat. Wij hebben een heel andere positie. In tegenstelling tot Israël, dat bij gehoorzaamheid zegen op aarde zou krijgen, zijn wij gezegend met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten. De zegen van de Heer heeft in deze tijd niet te maken met aardse voorspoed. Een arme, zieke gelovige hoeft niet per se ontrouw te zijn en een rijke, gezonde gelovige niet per se trouw.

Ef 6:4. Na de opdracht voor de kinderen en de daarmee verbonden zegen volgt een woord voor de “vaders”. Hun taak is opvoeden. Dat wil niet zeggen dat moeders daar niets mee te maken hebben. In de praktijk zijn juist zij het die daar alles mee te maken hebben, veel meer dan de vaders (vgl. 1Tm 5:10). De vaders zijn echter de hoofdverantwoordelijken voor de opvoeding. Zij bepalen – als zij wijs zijn, doen ze dat in goed overleg met hun vrouw – de normen voor de opvoeding. Toch wordt hier niet zozeer over het vaststellen van de normen gesproken, maar meer over het omgaan ermee in de praktijk.

De zwakke plek van de vader wordt blootgelegd, want de waarschuwing “prikkelt uw kinderen niet tot toorn”, komt zeker niet uit de lucht vallen. Een vader kan namelijk zeer gebrand zijn op handhaving van zijn gezag dat hem door God is gegeven. Als een kind niet precies doet wat hij zegt, of op een andere manier niet beantwoordt aan zijn verlangens, kan de vader onredelijk reageren of een onvolwassen houding aannemen. Dat kan met woorden en door daden. Hij kan het kind met woorden vernederen, het kind het gevoel geven dat het nergens voor deugt, nooit iets goed doet en in het leven zal mislukken. Daardoor kan een kind tot toorn geprikkeld worden. Het kan in opstand komen of, zoals Kolossenzen 3 zegt, “moedeloos worden” (Ko 3:21).

Om een goede vader te zijn, een vader die lijkt op de hemelse Vader, zal een vader moeten wandelen en handelen overeenkomstig het onderwijs van deze brief. Doet hij dat niet, dan komen de kinderen in opstand. Als er verwijdering is ontstaan in de relatie tussen vaders en kinderen, kan er pas herstel komen als er eerst iets verandert in de harten van de vaders (Ml 4:6).

Hoe moet het dan wel? Hij moet opvoeden “in [de] tucht en vermaning van de Heer”. ‘Tucht’ houdt een zekere kastijding in. De kastijding moet wel in overeenstemming met de maat van de overtreding zijn. Wie daarbij een ‘roede’ gebruikt, volgt een aanwijzing van de Schrift, dat wil zeggen van God Zelf (Sp 13:24; Sp 23:13; Sp 29:15).

De Bijbel is het opvoedkundeboek bij uitstek. Het is dwaas te menen dat een kind altijd alleen door woorden tot gehoorzaamheid te bewegen is. Het is belangrijk te benadrukken dat een lichaamsstraf een door God geboden middel in de opvoeding is. Dat druist in tegen de heersende opvattingen over opvoeding, want steeds meer opvattingen worden omgebogen in de richting van het denken van de hedendaagse mens. Denk maar aan het homohuwelijk, aan abortus en euthanasie, en nu ook aan het strafbaar stellen van het uitdelen van klappen aan kinderen. Aangezien de mens anno 2005 is losgeslagen van alles wat met God en Zijn Woord te maken heeft, hoeft ons dat niet te verwonderen. Vaders, ga terug naar het Woord!

Naast tucht moet ook ‘vermaning’ plaatsvinden. Tucht houdt meer een handeling in om het kind te corrigeren, terwijl vermaning mondeling gebeurt. Beide moeten hun plaats in de opvoeding hebben. Eli, de vader van Hofni en Pinehas, is een sprekend en tragisch voorbeeld van een vader die wel vermaande, maar niet tuchtigde (1Sm 2:22-24). Het is van belang dat tucht en vermaning plaatsvinden in de sfeer van de liefde van de Heer. Ze moeten worden uitgeoefend zoals God dat doet bij Zijn kinderen. Hij doet alles in liefde en tot zegen.

Het is duidelijk dat ‘prikkelen’ buiten de sfeer van liefde valt. Gehoorzaamheid buiten de sfeer van de liefde zien we bijvoorbeeld bij de wind en de zee die de Heer gehoorzamen. Dat is een afgedwongen gehoorzaamheid, die ook waargenomen wordt bij de demonen.

Hier vinden tucht en vermaning plaats in de sfeer van de liefde. Kinderen in een christelijk gezin moeten naar de normen van Gods Woord worden opgevoed. Ze zijn heilig in de ouders (1Ko 7:14). In dergelijke gezinnen nemen ze vanaf hun geboorte een bijzondere plaats in. Zij zijn daar waar de Heilige Geest door de ouders werkzaam is en waar ze het Woord van God elke dag horen. De opvoeding die ze krijgen, behoort dan ook in de tucht en vermaning “van de Heer” te zijn en niet naar eigen inzichten of geleid door stemmingen.

Lees nog eens Efeziërs 6:1-4.

Verwerking: Waarom is het juist om je ouders te eren?

Copyright information for DutKingComments