Ephesians 6:13

Strijd in de hemelse gewesten

Ef 6:10. Het woord “overigens” geeft aan dat we nog iets krijgen. Er volgt een slotwoord en zelfs meer dan dat, want er komt zelfs een nieuw thema aan de orde, dat overigens goed aansluit op het voorgaande. In de hoofdstukken hiervoor heb je gelezen over de schitterende waarheden van de hemelse zegeningen en over Christus en de gemeente. Ook heb je gezien dat deze waarheden hun uitwerking behoren te hebben op de verschillende terreinen waarop ons dagelijks leven zich afspeelt.

Nog niet aan de orde is geweest dat er ook een vijand is die steeds probeert om jou te verhinderen van die zegeningen te genieten. Hij wil ook verhinderen dat in jouw leven de uitwerking van die zegeningen gezien wordt. Dat geeft strijd. Met het oog op die strijd brengt Paulus drie zaken voor je aandacht:

1. de bron van kracht,

2. het karakter van de vijand tegen wie je te strijden hebt en

3. de wapenrusting die je wordt aangereikt, waardoor je in staat bent de aanvallen van de vijand af te slaan.

De vijand is machtig en ook listig. Zelf heb je geen kracht om tegen zijn listen, want vooral daarover gaat het in dit gedeelte, stand te houden. Maar in de Heer heb je een geweldige bron van kracht tot je beschikking. Hij is sterker dan welke vijand ook. Daar komt nog bij dat het Zijn strijd is. Hij wil door jou heen de overwinning behalen.

Daarom is de eerste oproep: ”Sterkt u in [de] Heer.” Zoek je kracht bij Hem, Die de almachtige, eeuwige God is. Besef tevens dat Hij je Heer is, Degene Die gezag over je heeft. In Hem is alles aanwezig om de overwinning te behalen. “In de kracht van Zijn sterkte” wijst erop dat Hij de kracht bezit die elke tegenstand en tegenstander de baas is. “Zijn sterkte” bestaat daarin dat Hij in staat is Zijn kracht op de juiste wijze uit te oefenen.

Ef 6:11. In dit vers lees je op welke manier je de strijd kunt aangaan. God geeft je daarvoor een wapenrusting. We zullen zo zien uit welke onderdelen deze wapenrusting bestaat. Hier staat al dat je de “hele wapenrusting” moet aandoen. Je kunt er geen onderdeel van missen. Het gaat erom dat je zult standhouden tegen de voortdurende listen van de duivel.

Een mooi voorbeeld van iemand die standhoudt tegen de aanvallen van de vijand, lees je in 2 Samuel 23. Het gaat daar over Samma, een van de helden van David. Door zijn standvastigheid weet hij een stuk land en de vruchten ervan te behouden voor Gods volk (2Sm 23:11-12). Zo is het ook met ons ‘land’, dat is de hemelse gewesten, en de vruchten daarvan, dat zijn de geestelijke zegeningen.

De oproep om stand te houden wil zeggen dat je niets prijsgeeft van al de zegeningen die je in Christus hebt gekregen. De duivel heeft een heel arsenaal aan trucs en schijnbewegingen om je op het verkeerde been te zetten. Ik bedoel daarmee dat hij probeert dat jij je gaat bezighouden met zaken die niet voor jou bestemd zijn. Een goed geslaagde truc is, dat hij christenen voorhoudt dat ze zich best met de politiek van deze wereld kunnen bemoeien. Wie zich op dat terrein begeeft, verliest al gauw het zicht op de hemelse zegeningen en het genot ervan.

De duivel gebruikt ook andere strategieën, zoals ontmoediging, teleurstelling, verwarring, zedelijk falen, leerstellige dwaling. Al zijn listen passen bij hem als de vader van de leugen (Jh 8:44). Altijd zal hij de waarheid verdraaien. Het eerste en duidelijkste bewijs daarvan kom je al tegen in Genesis 3. Daar staan de eerste woorden die de duivel in de Bijbel spreekt. Hij doet alsof hij God citeert, maar hij doet dat op zijn eigen manier. Het resultaat is de zondeval van de mens (Gn 3:1-7). En zo gaat hij altijd te werk; je bent gewaarschuwd (vgl. 2Ko 2:11; 2Ko 11:14)!

Gelukkig hebben we een wapenrusting en wel die van God, dat wil zeggen de wapenrusting die God ons aanreikt. De wapenrusting van een mens baat niet tegenover de listen van de duivel. Niet God heeft die wapenrusting aan, maar wij. God heeft geen schild van geloof nodig en ook de andere onderdelen niet, wij hebben die wel nodig.

Ef 6:12. De wapenrusting bestaat niet uit een letterlijk zwaard en een letterlijk schild. De strijd is niet tegen mensen, niet “tegen bloed en vlees”. Dat wil niet zeggen dat de duivel geen mensen gebruikt. Hij gebruikt die juist wel, zowel ongelovigen als gelovigen. Een voorbeeld van dit laatste staat in Mattheüs 16 (Mt 16:23). De strijd is geestelijk van aard, is gericht tegen machten die de duisternis beheersen waarin de wereld verzonken is en speelt zich af in de hemelse gewesten.

Duisternis is niet alleen afwezigheid van licht, maar ook de aanwezigheid van kwaad. Overal waar de zonde invloed heeft of probeert te krijgen, zijn de duivel en zijn demonen actief. Achter de duisternis gaan duivelse machten schuil. De duisternis wordt nog steeds verbreid door mensen die zondigen. Zij worden daartoe aangezet door onzichtbare geestelijke machten van kwaadheid, ofwel demonen. Demonen bewegen zich als machten op een veel hoger niveau dan dat waarop wij ons bewegen.

Ef 6:13. Daarom wordt opnieuw op “de hele wapenrusting” gewezen. De duivel is er immers onophoudelijk op uit de gelovige te beroven van het genot van de zegeningen die hij heeft gekregen en die hij in deze brief heeft leren kennen. Daarom brandt aan het einde van de brief de strijd pas goed los. Nu je hebt genoten van alles wat God je heeft geschonken en nu je een verlangen hebt er nog meer van te gaan genieten en je leven ernaar in te richten, nu moet je erop rekenen dat je het doelwit bent van de duivel.

Kinderen van God die geen belangstelling voor de hemelse zegeningen hebben, die druk in de weer zijn met hun aardse en soms zelfs wereldse zaken, alsof daarvan hun zaligheid afhangt, laat hij rustig hun gang gaan. Maar voor jou, die deze zegeningen steeds beter wil leren kennen en ze ook wil genieten, is “de boze dag” aangebroken, de dag waarop de vijand het bijzonder op jou gemunt heeft. Het hele rijk van de duisternis is in beroering gekomen en gemobiliseerd om jou van je voornemen af te helpen.

Er kunnen van die dagen zijn waarop alles mis lijkt te gaan en dat dit allemaal geen toeval kan zijn. Daardoor kun je onder druk komen te staan. Als je de wapenrusting aan hebt, zul je bestand zijn tegen de druk om het bijltje erbij neer te gooien. Je kunt dan ‘weerstand bieden’, je kunt de vijand weerstaan. Je komt de uitdrukking ‘weerstaan’ ook tegen in Jakobus 4 en 1 Petrus 5 (Jk 4:7; 1Pt 5:9). Het gaat om het niet toegeven aan, en niet weglopen voor, de dreiging die van de vijand uitgaat, die wil dat elke gedachte aan de hemelse dingen uit de wereld verdwijnt. God echter wenst daarvan nu juist een getuigenis op aarde.

Op andere plaatsen lees je over ‘ontvluchten’ (1Ko 6:18; 1Ko 10:14; 1Tm 6:11; 2Tm 2:22). Daar zie je dat je moet vluchten in situaties die aansluiten op de zondige begeerten van je hart.

Heb je tegenstand geboden waar die werd gevraagd, dan is de overwinning behaald. Maar pas op! Het is niet genoeg een aanval van de vijand af te slaan. Na de overwinning moet worden stand gehouden. Niet de aanval zelf is het gevaarlijkst, maar de rust daarna. Als de strijd gestreden is, je hebt de duivel weerstaan, en denkt dat hij ervandoor is, komt soms een nog grotere aanval, nog listiger dan de vorige. De duivel geeft zich nooit gewonnen. Hij komt altijd weer terug. Een voorbeeld daarvan zie je in de geschiedenis van Elia. Na zijn geestelijke succes op de Karmel in 1 Koningen 18 slaat Elia in het volgende hoofdstuk op de vlucht voor de dreigende taal van de goddeloze Izebel, de vrouw van de goddeloze koning Achab (1Kn 18:36-46; 1Kn 19:1-3).

Tot besluit van dit stukje wil ik er nog op wijzen dat de strijd die hier wordt beschreven, geen strijd is tegen de in ons wonende zonde. Tot een dergelijke strijd worden we nergens opgeroepen. Wat de in ons wonende macht van de zonde betreft, staat in Romeinen 6: “Rekent het ervoor ten opzichte van de zonde dood te zijn” (Rm 6:11). Hoezo dan nog strijden? Maar, zeg je misschien, we lezen in Hebreeën 12 toch over een strijd tegen de zonde (Hb 12:4)? Jazeker. Alleen gaat het daar niet over de zonde die in jou woont, maar om de zonde die buiten jou, om je heen, aanwezig is en die zich aan je opdringt.

Lees nog eens Efeziërs 6:10-13.

Verwerking: Waarom wordt tot besluit van de brief over strijd gesproken?

Copyright information for DutKingComments