Ephesians 6:13-18

Strijd in de hemelse gewesten

Ef 6:10. Het woord “overigens” geeft aan dat we nog iets krijgen. Er volgt een slotwoord en zelfs meer dan dat, want er komt zelfs een nieuw thema aan de orde, dat overigens goed aansluit op het voorgaande. In de hoofdstukken hiervoor heb je gelezen over de schitterende waarheden van de hemelse zegeningen en over Christus en de gemeente. Ook heb je gezien dat deze waarheden hun uitwerking behoren te hebben op de verschillende terreinen waarop ons dagelijks leven zich afspeelt.

Nog niet aan de orde is geweest dat er ook een vijand is die steeds probeert om jou te verhinderen van die zegeningen te genieten. Hij wil ook verhinderen dat in jouw leven de uitwerking van die zegeningen gezien wordt. Dat geeft strijd. Met het oog op die strijd brengt Paulus drie zaken voor je aandacht:

1. de bron van kracht,

2. het karakter van de vijand tegen wie je te strijden hebt en

3. de wapenrusting die je wordt aangereikt, waardoor je in staat bent de aanvallen van de vijand af te slaan.

De vijand is machtig en ook listig. Zelf heb je geen kracht om tegen zijn listen, want vooral daarover gaat het in dit gedeelte, stand te houden. Maar in de Heer heb je een geweldige bron van kracht tot je beschikking. Hij is sterker dan welke vijand ook. Daar komt nog bij dat het Zijn strijd is. Hij wil door jou heen de overwinning behalen.

Daarom is de eerste oproep: ”Sterkt u in [de] Heer.” Zoek je kracht bij Hem, Die de almachtige, eeuwige God is. Besef tevens dat Hij je Heer is, Degene Die gezag over je heeft. In Hem is alles aanwezig om de overwinning te behalen. “In de kracht van Zijn sterkte” wijst erop dat Hij de kracht bezit die elke tegenstand en tegenstander de baas is. “Zijn sterkte” bestaat daarin dat Hij in staat is Zijn kracht op de juiste wijze uit te oefenen.

Ef 6:11. In dit vers lees je op welke manier je de strijd kunt aangaan. God geeft je daarvoor een wapenrusting. We zullen zo zien uit welke onderdelen deze wapenrusting bestaat. Hier staat al dat je de “hele wapenrusting” moet aandoen. Je kunt er geen onderdeel van missen. Het gaat erom dat je zult standhouden tegen de voortdurende listen van de duivel.

Een mooi voorbeeld van iemand die standhoudt tegen de aanvallen van de vijand, lees je in 2 Samuel 23. Het gaat daar over Samma, een van de helden van David. Door zijn standvastigheid weet hij een stuk land en de vruchten ervan te behouden voor Gods volk (2Sm 23:11-12). Zo is het ook met ons ‘land’, dat is de hemelse gewesten, en de vruchten daarvan, dat zijn de geestelijke zegeningen.

De oproep om stand te houden wil zeggen dat je niets prijsgeeft van al de zegeningen die je in Christus hebt gekregen. De duivel heeft een heel arsenaal aan trucs en schijnbewegingen om je op het verkeerde been te zetten. Ik bedoel daarmee dat hij probeert dat jij je gaat bezighouden met zaken die niet voor jou bestemd zijn. Een goed geslaagde truc is, dat hij christenen voorhoudt dat ze zich best met de politiek van deze wereld kunnen bemoeien. Wie zich op dat terrein begeeft, verliest al gauw het zicht op de hemelse zegeningen en het genot ervan.

De duivel gebruikt ook andere strategieën, zoals ontmoediging, teleurstelling, verwarring, zedelijk falen, leerstellige dwaling. Al zijn listen passen bij hem als de vader van de leugen (Jh 8:44). Altijd zal hij de waarheid verdraaien. Het eerste en duidelijkste bewijs daarvan kom je al tegen in Genesis 3. Daar staan de eerste woorden die de duivel in de Bijbel spreekt. Hij doet alsof hij God citeert, maar hij doet dat op zijn eigen manier. Het resultaat is de zondeval van de mens (Gn 3:1-7). En zo gaat hij altijd te werk; je bent gewaarschuwd (vgl. 2Ko 2:11; 2Ko 11:14)!

Gelukkig hebben we een wapenrusting en wel die van God, dat wil zeggen de wapenrusting die God ons aanreikt. De wapenrusting van een mens baat niet tegenover de listen van de duivel. Niet God heeft die wapenrusting aan, maar wij. God heeft geen schild van geloof nodig en ook de andere onderdelen niet, wij hebben die wel nodig.

Ef 6:12. De wapenrusting bestaat niet uit een letterlijk zwaard en een letterlijk schild. De strijd is niet tegen mensen, niet “tegen bloed en vlees”. Dat wil niet zeggen dat de duivel geen mensen gebruikt. Hij gebruikt die juist wel, zowel ongelovigen als gelovigen. Een voorbeeld van dit laatste staat in Mattheüs 16 (Mt 16:23). De strijd is geestelijk van aard, is gericht tegen machten die de duisternis beheersen waarin de wereld verzonken is en speelt zich af in de hemelse gewesten.

Duisternis is niet alleen afwezigheid van licht, maar ook de aanwezigheid van kwaad. Overal waar de zonde invloed heeft of probeert te krijgen, zijn de duivel en zijn demonen actief. Achter de duisternis gaan duivelse machten schuil. De duisternis wordt nog steeds verbreid door mensen die zondigen. Zij worden daartoe aangezet door onzichtbare geestelijke machten van kwaadheid, ofwel demonen. Demonen bewegen zich als machten op een veel hoger niveau dan dat waarop wij ons bewegen.

Ef 6:13. Daarom wordt opnieuw op “de hele wapenrusting” gewezen. De duivel is er immers onophoudelijk op uit de gelovige te beroven van het genot van de zegeningen die hij heeft gekregen en die hij in deze brief heeft leren kennen. Daarom brandt aan het einde van de brief de strijd pas goed los. Nu je hebt genoten van alles wat God je heeft geschonken en nu je een verlangen hebt er nog meer van te gaan genieten en je leven ernaar in te richten, nu moet je erop rekenen dat je het doelwit bent van de duivel.

Kinderen van God die geen belangstelling voor de hemelse zegeningen hebben, die druk in de weer zijn met hun aardse en soms zelfs wereldse zaken, alsof daarvan hun zaligheid afhangt, laat hij rustig hun gang gaan. Maar voor jou, die deze zegeningen steeds beter wil leren kennen en ze ook wil genieten, is “de boze dag” aangebroken, de dag waarop de vijand het bijzonder op jou gemunt heeft. Het hele rijk van de duisternis is in beroering gekomen en gemobiliseerd om jou van je voornemen af te helpen.

Er kunnen van die dagen zijn waarop alles mis lijkt te gaan en dat dit allemaal geen toeval kan zijn. Daardoor kun je onder druk komen te staan. Als je de wapenrusting aan hebt, zul je bestand zijn tegen de druk om het bijltje erbij neer te gooien. Je kunt dan ‘weerstand bieden’, je kunt de vijand weerstaan. Je komt de uitdrukking ‘weerstaan’ ook tegen in Jakobus 4 en 1 Petrus 5 (Jk 4:7; 1Pt 5:9). Het gaat om het niet toegeven aan, en niet weglopen voor, de dreiging die van de vijand uitgaat, die wil dat elke gedachte aan de hemelse dingen uit de wereld verdwijnt. God echter wenst daarvan nu juist een getuigenis op aarde.

Op andere plaatsen lees je over ‘ontvluchten’ (1Ko 6:18; 1Ko 10:14; 1Tm 6:11; 2Tm 2:22). Daar zie je dat je moet vluchten in situaties die aansluiten op de zondige begeerten van je hart.

Heb je tegenstand geboden waar die werd gevraagd, dan is de overwinning behaald. Maar pas op! Het is niet genoeg een aanval van de vijand af te slaan. Na de overwinning moet worden stand gehouden. Niet de aanval zelf is het gevaarlijkst, maar de rust daarna. Als de strijd gestreden is, je hebt de duivel weerstaan, en denkt dat hij ervandoor is, komt soms een nog grotere aanval, nog listiger dan de vorige. De duivel geeft zich nooit gewonnen. Hij komt altijd weer terug. Een voorbeeld daarvan zie je in de geschiedenis van Elia. Na zijn geestelijke succes op de Karmel in 1 Koningen 18 slaat Elia in het volgende hoofdstuk op de vlucht voor de dreigende taal van de goddeloze Izebel, de vrouw van de goddeloze koning Achab (1Kn 18:36-46; 1Kn 19:1-3).

Tot besluit van dit stukje wil ik er nog op wijzen dat de strijd die hier wordt beschreven, geen strijd is tegen de in ons wonende zonde. Tot een dergelijke strijd worden we nergens opgeroepen. Wat de in ons wonende macht van de zonde betreft, staat in Romeinen 6: “Rekent het ervoor ten opzichte van de zonde dood te zijn” (Rm 6:11). Hoezo dan nog strijden? Maar, zeg je misschien, we lezen in Hebreeën 12 toch over een strijd tegen de zonde (Hb 12:4)? Jazeker. Alleen gaat het daar niet over de zonde die in jou woont, maar om de zonde die buiten jou, om je heen, aanwezig is en die zich aan je opdringt.

Lees nog eens Efeziërs 6:10-13.

Verwerking: Waarom wordt tot besluit van de brief over strijd gesproken?

De wapenrusting

Ef 6:14. We gaan die hele wapenrusting nu wat nader bekijken. We zullen zien wat je moet aandoen (Ef 6:11) en wat je moet opnemen (Ef 6:13) en of je dat ook hebt gedaan. Onderdelen die nog niet goed zitten, kun je dan alsnog in orde brengen.

Het eerste onderdeel, “[de] waarheid”, dient ter bescherming van de lendenen. De lendenen stellen in de Bijbel de kracht om te wandelen voor. In Exodus 12 wordt tegen het volk gezegd dat zij het Pascha moeten eten met hun “middel [of: lendenen] omgord” (Ex 12:11), dat wil zeggen: klaar om Egypte te verlaten en op weg te gaan naar het beloofde land. ‘De lendenen omgord met waarheid’ betekent dat je wandel in overeenstemming met de waarheid moet zijn. Dat is zo, als je het Woord van God daadwerkelijk op jezelf toepast. Daardoor zul je de werkelijkheid zien van alles waarmee je in aanraking komt.

Zoals “[de] waarheid in Jezus” (Ef 4:22) te zien is in Zijn wandel op aarde, zo moet de waarheid ook jouw kracht voor je wandel zijn. De waarheid moet een onderdeel van je wezen worden, in alles wat je zegt en doet. Al je denken, spreken en handelen moet worden geleid door de waarheid, door wat waar is, zoals God de dingen ziet. Je houden aan de dingen zoals God ze geopenbaard heeft in Zijn Woord, daarin ligt de kracht voor je wandel in een wereld waarin de satan nog steeds heer en meester is.

Als jouw gevoelens voor de wereld omgord zijn met waarheid, zal zij je ervoor bewaren om iets van de wereld lief te hebben. De waarheid maakt jou duidelijk dat de wereld in het boze ligt en dat alles wat in de wereld is, niet uit de Vader is (1Jh 5:19; 1Jh 2:15-17).

Omgord zijn met waarheid betekent niet dat je de hele Bijbel uit je hoofd moet kennen. Waar het op aankomt, is of jij alles waarmee je in aanraking komt, wilt toetsen aan de waarheid. Als dan blijkt dat iets in overeenstemming met de waarheid is, is het goed, en als het ermee in strijd is, is het verwerpelijk.

Dit onderdeel van de wapenrusting is ook in pastorale zin van belang. We hebben allemaal te maken met andere mensen. Dat kunnen familieleden zijn, vrienden, collega’s, buren, kennissen, een broeder of zuster. Al onze relaties en alle gebeurtenissen moeten worden bezien in het licht van de waarheid. Dan wordt het ware karakter van die mens of gebeurtenis duidelijk en kunnen we ons ten opzichte daarvan op de juiste wijze opstellen. Als we dat niet doen, is het gevaar groot dat jij en ik geleefd worden door andere mensen of door wat ons is overkomen.

Als je personen en gebeurtenissen in het licht van de waarheid beoordeelt, kun je ze op hun juist plaats zetten en zullen ze jou niet meer kunnen manipuleren. Je bent alleen daardoor gewapend met het juiste zicht erop. Je kunt de aanvallen daarmee afslaan. Zo heb je de kracht (‘lendenen’) om voor God te leven en Hem te vertonen in de wereld. Dat is geen gevoelsmatige aangelegenheid, maar iets wat je met je verstand moet pakken. Petrus zegt: “Omgordt daarom de lendenen van uw verstand” (1Pt 1:13).

Het tweede onderdeel, “gerechtigheid”, dient ter bescherming van je borst. Gerechtigheid houdt in dat je aan ieder geeft wat hem of haar toekomt. Het gaat om recht handelen, om handelen zoals God het wil. Het “borstharnas” beschermt het hart. Uit het hart “zijn de uitingen van het leven” (Sp 4:23). Worden de rechten van God erkend bij alles wat uit ons hart voortkomt, zodat we handelen zoals God het wil? Paulus oefende zich “om altijd een onergerlijk geweten te hebben tegenover God en de mensen” (Hd 24:16). Bij hem zat ‘het borstharnas van de gerechtigheid’ goed op zijn plaats. Als ons geweten niet zuiver is, zijn we overgeleverd aan de listen van de duivel en zijn we krachteloos in de strijd tegen hem.

Ef 6:15. Het derde onderdeel heeft met je voeten te maken: “De voeten geschoeid met [de] toerusting van het evangelie van de vrede.” Het gaat hier er niet om dat je bereid bent het evangelie te verkondigen; ook niet zozeer dat je leeft in de zekerheid van de vrede met God (Rm 5:1). Vrede is hier de vrede tussen Jood en heiden in één nieuwe mens (Ef 2:14; 17). Deze vrede is hemels, het is de vrede van God (Fp 4:7).

In onze wandel moet zichtbaar zijn dat wij vanuit de vrede léven. Dan brengen we alles wat in ons hart is bij God. We hebben dan we rust in elke omstandigheid waarin God ons brengt. De Heer Jezus is hierin ons voorbeeld (Mt 11:25-30). De vrede van God wordt gekenmerkt door de rust van God op Zijn troon, onaangedaan door alle gewoel op aarde.

Als de duivel ons niet kan pakken op de eerste twee onderdelen, zal hij proberen onze vrede weg te nemen. Net als bij Job zal hij daarvoor allerlei (minder prettige) omstandigheden gebruiken. In de hemel is niets waardoor we onrustig worden en onze vrede verliezen. Het getuigenis van de hemelse werkelijkheid zal op aarde vooral gezien worden in de vrede die wij te midden van alle gewoel uitstralen.

Ef 6:16. Na drie militaire kledingstukken krijgen we nu drie beschermingsmiddelen aangereikt. Het eerste is het “schild van het geloof”. Het geloof wordt hier voorgesteld als een schild. Het is een prachtig beeld. Je ziet een lang schild voor je waarachter het hele lichaam schuilgaat. Dan ben je onbereikbaar voor alle vurige pijlen. Als je geloof, dat wil zeggen je vertrouwen, werkelijk op God gericht is, als je gelooft dat Hij alles in de hand heeft en dat niets Hem verrast, zullen alle pogingen van de boze om je te ontmoedigen op niets uitlopen. Door het geloof zie je de verheerlijkte Christus, aan Wie God binnenkort alle machten zal onderwerpen.

De duivel fluistert je in: ‘Als God jou liefheeft, dan zou …’ De duivel voedt gedachten van ongeloof en wantrouwen. Dat zijn “de brandende pijlen” die hij afvuurt en die in je ziel een vuur doen ontstaan dat snel om zich heen grijpt. Een pijl die doel treft, veroorzaakt een gaatje, maar een brandende pijl veroorzaakt veel meer ellende dan een gaatje. De duivel wil je laten twijfelen aan de liefde en goedheid van God voor jou. In zo’n geval neem je het schild van het geloof op, zodat al die brandende pijlen worden afgeweerd en uitgeblust. Zo doofde Job een vurige pijl die de duivel afschoot via zijn vrouw (Jb 2:9-10). Houd eraan vast dat alle dingen in de hand van de Vader en de Zoon zijn. God heeft je lief en doet alles meewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben (Rm 8:28).

Ef 6:17. Om het hoofd, de zetel van de gedachten, te beschermen voorziet God je van “de helm van de behoudenis”. Je weet dat je “uit genade behouden” bent (Ef 2:5b). Die behoudenis is een gave van God (Ef 2:8) en daarom niet afhankelijk van mensen. Daarom staat die behoudenis vast en kun je met opgeheven hoofd de vijand weerstaan.

Het zesde middel is “het zwaard van de Geest, dat is [het] Woord van God”. Het zwaard is het Woord van God dat gebruikt wordt in de kracht van de Geest. Hoe dit wapen gebruikt moet worden, laat de Heer Jezus zien bij de verzoeking in de woestijn (Mt 4:1-11). Steeds opnieuw verslaat Hij de duivel met een citaat uit het Woord van God, dat Hij laat voorafgaan door de woorden “er staat geschreven”.

Je hanteert het zwaard als je uitspraken van Gods Woord aanhaalt in bepaalde situaties. Om het zwaard van de Geest doeltreffend te kunnen gebruiken moet je ermee oefenen. Dat houdt niet alleen in dat je het Woord van God steeds beter leert kennen, maar ook dat je weet hoe en wanneer je het moet gebruiken. Van de zestig helden die de draagstoel van Salomo omringden, staat: “Allen hanteren het zwaard, geoefend [als ze zijn] voor de oorlog” (Hl 3:7-8).

Kwade machten kunnen alleen worden weerstaan met het Woord van God. Met het ‘wapen van de discussie’ red je het niet, al ben je nog zo goed van de tongriem gesneden.

Lees nog eens Efeziërs 6:14-17.

Verwerking: Ga eens na hoe de onderdelen van de wapenrusting in jouw leven hun werk doen.

Gebed en liefde

Ef 6:18. Zo, de soldaat is gekleed en beschermd. In vol ornaat staat hij op het slagveld, klaar om de aanval af te slaan. Maar wat zie je dan? Hij knielt neer, zonder nog op de vijand te letten. Die houding maakt hem toch extra kwetsbaar? Niets is minder waar. Op je knieën vallen en in gebed gaan is het sluitstuk van de wapenrusting.

Je kunt alles optimaal aangetrokken hebben, maar als je het gebed nalaat, zul je de strijd zeker verliezen. Door het gebed meld je je niet bij de vijand, maar bij Hem Die alle macht heeft in de hemel en op de aarde. Door het gebed stijg je uit boven het strijdtoneel en ga je Gods heiligdom binnen om daar de kracht van de Heer Jezus te zien Die voor jou strijdt. Hij is de Bevelhebber; het is ook Zijn strijd. Hij overziet het hele strijdtoneel en geeft Zijn orders.

Het valt op dat voor het gebed geen symbool wordt gebruikt. Welk symbool zou voldoen om een leven in een gebedshouding weer te geven? Het gaat er immers om dat je in je leven voortdurend, “te allen tijde”, contact hebt met God. Een goede vergelijking is dat het gebed als het ware de ademhaling van de ziel voorstelt. Zonder gebed verstikt je geestelijk leven.

De Heilige Geest Die je hebt ontvangen (Ef 1:13), wil dit bewerken. Hij is ook de Enige Die het kan. Hij kent precies de gevoelens van de Heer Jezus en Hij wil die ook in jouw hart bewerken. Hij leidt je in je bidden en smeken. Dan raffel je niet een standaardgebed af, maar vraag je met aandrang om wat nodig is.

Terwijl je bidt, bestaat het gevaar dat je gedachten gaan zwerven of dat je in slaap valt. Daarom hoort bij bidden ook het waken en volharden (Mk 13:33; Hd 2:42). Door het gebed staat de soldaat voortdurend in contact met de Bevelhebber. Zonder dat contact gaat het mis. Je gaat dan eigenmachtig handelen en dat zal ook schade toebrengen aan de eenheid binnen het leger. Anderen komen erdoor in gevaar.

Als je zo handelt, denk je niet meer aan “alle heiligen” met wie je verbonden bent. Het is belangrijk steeds ‘alle heiligen’ in gedachten te hebben (Ef 1:15; Ef 3:18), want geen heilige is vrij van noden. We mogen bidden voor groepen gelovigen, maar laten we vooral ook iedere heilige bij zijn of haar naam noemen.

Ef 6:19. Door de woorden “en voor mij” maakt Paulus duidelijk hoezeer hij gebed voor hem persoonlijk en voor zijn bediening op prijs stelt. Hij plaatst zich daar niet boven, alsof hij geen gebed nodig zou hebben. Daarin zien we een duidelijke aanwijzing om voor iedere gelovige persoonlijk en voor zijn of haar dienst voor de Heer te bidden. Paulus maakt op deze wijze de gelovigen tot medewerkers in het doorgeven van de zegeningen die hij hun in deze brief heeft voorgesteld. Met de steun van hun gebed kan hij “de verborgenheid van het evangelie” ook aan anderen bekendmaken. Hij was overtuigd van de kracht van het gebed.

Ef 6:20. Hij vraagt niet of ze willen bidden voor zijn vrijlating uit de gevangenschap. Het gaat hem om de prediking van wat God hem heeft toevertrouwd en waardoor hij in gevangenschap is gekomen (Ef 3:1; Ef 4:1). Daarom vraagt hij of ze ervoor willen bidden dat hij zó spreekt, dat het helemaal in overeenstemming is met de verborgenheid van het evangelie.

Hij vindt het belangrijk dat zijn boodschap ook door de hoorders zal worden begrepen. Het is goed dat een prediker zich afvraagt op welk niveau zijn hoorders zich bevinden. Niet dat de inhoud van de boodschap daaraan moet worden aangepast, maar wel de wijze waarop die moet worden gebracht. Elke situatie is anders. Daarom zijn afhankelijkheid van de Heer en de voorbede van gelovigen nodig om te zien hoe er gesproken moet worden in welke situatie ook.

Ef 6:21. Paulus komt tot zijn slotwoorden. We kunnen wel zeggen dat liefde het hoofdthema van de laatste verzen is. In de Ef 6:21-22 gaat het over de liefde onder elkaar en in de Ef 6:23-24 over de liefde van en tot God en de Heer Jezus.

Paulus heeft belangstelling voor alle gelovigen, maar hij is er ook van overtuigd dat alle gelovigen belangstelling hebben voor hem. De veronderstelling dat zijn situatie ook anderen aan het hart gaat, is een groot bewijs van de liefde die zijn hart vult (1Ko 13:7). Hij wil hun laten weten hoe het met hem gaat. Daarom stuurt hij Tychicus naar hen toe. Het is zeer waarschijnlijk dat Tychicus de brief, waaraan Paulus nu de laatste hand legt, heeft meegenomen. Mogelijk heeft Tychicus tevens de brief voor de gemeente in Kolosse (Ko 4:7) meegenomen.

Paulus noemt hem “de geliefde broeder en trouwe dienaar in [de] Heer”. Dat is een mooi getuigenis. Hij fungeert als schakel tussen Paulus in zijn gevangenschap en de gelovigen elders. Zulke mensen zijn helaas schaars. Ik hoop dat jij op Tychicus wilt lijken, dat jij een ‘overbrenger’ wilt zijn van de waarheid die je van Paulus over de Heer Jezus hebt geleerd. Je medegelovigen zullen je dan waarderen als een ‘geliefde broeder’. Je mag hen niet naar de mond praten, want dat doet ‘een trouwe dienaar in de Heer’ niet. ‘Een trouwe dienaar in de Heer’ spreekt zowel over de aangename als de onaangename waarheden; hij maakt “alles” bekend wat hem is toevertrouwd.

Ef 6:22. Tychicus brengt geen koele, statistische gegevens over. Hij is iemand die een warm hart heeft voor Paulus en voor de andere gelovigen. In hem worden ook de gevoelens van Paulus voor de gelovigen zichtbaar. De Efeziërs hebben Paulus lief, ze zijn dan ook verdrietig over zijn omstandigheden. Daarom hebben ze troost nodig. Tychicus weet hoe Paulus zich voelt, hoe het met hem gaat. Hij is de juiste man voor deze missie. Paulus stuurt hem omdat Tychicus het hart van de Efeziërs troost kan geven. Hiervoor is nodig dat je je kunt inleven in wat die harten nodig hebben.

Hoewel de Efeziërs Tychicus waarschijnlijk niet kennen, zal er geen kennismakingsperiode nodig zijn. De liefde van Tychicus voor Paulus en de liefde van de Efeziërs voor diezelfde Paulus zal direct over en weer gevoeld worden. Zodra jij of ik met iemand in gesprek komen, merken we ook dat die persoon de Heer Jezus liefheeft als hij liefde heeft voor de waarheden die ons door de dienst van Paulus zijn meegedeeld. Daarbij denk ik dan vooral aan die waarheden die in verbinding staan met de hemelse zegeningen van de christen en de eenheid tussen Christus en Zijn gemeente die in deze brief zo heel mooi naar voren komen.

Ef 6:23. Zijn wens is dat de “broeders”, waarbij de zusters inbegrepen zijn, de “vrede … van God [de] Vader en van [de] Heer Jezus Christus” zullen ervaren, evenals “liefde met geloof”. In deze tijd van zoveel verdeeldheid en verwarring, pijn en verwerping sluiten we ons van harte bij die wens aan. Laten we ervoor bidden dat die wens vervuld mag worden.

Liefde gaat hier samen met het geloofsvertrouwen dat God boven alle omstandigheden staat en Zijn raad zal vervullen, dat niets Hem uit de hand loopt. Het bewustzijn van Zijn liefde voor ons zal ons vertrouwen op Hem versterken. In Zijn liefde zal Hij ons vasthouden.

Ef 6:24. Bij de voorgaande wensen komt nog “de genade”. Genade is de basis van alle leven. Als wij in de genade staan, zal het bewustzijn van de liefde van God de Vader en van de Heer Jezus Christus voor ons toenemen. En kan ons antwoord anders zijn dan een gloeiende, niet te doven wederliefde voor de Heer Jezus Christus? We zullen Hem steeds meer liefhebben, samen “met allen” die dat ook doen.

Wat moet zo’n reactie een vreugde zijn voor Hem, Die “de gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven”!

Lees nog eens Efeziërs 6:18-24.

Verwerking: Waaraan kunnen andere gelovigen merken dat jij belangstelling voor hen hebt?

Copyright information for DutKingComments