Esther 3:15

Ahasveros beveelt alle Joden weg te vagen

De koning geeft Haman de vrije hand om zijn plan uit te voeren en geeft hem zijn zegelring als bewijs van de volmacht om het te doen (Es 3:10). Van Haman wordt weer gezegd van wie hij afstamt en wat hij is. Hij is in zijn natuur “de Agagiet”, de eeuwige vijand, en in zijn werk “de tegenstander van de Joden”.

Wat Ahasveros doet, is ook wat God doet in de geschiedenis van Job. Hij geeft de satan de vrije hand om Job te treffen in alles waarin Hij het de satan toestaat (Jb 1:12; Jb 2:6). God doet dit hier ook met Zijn volk. In het overgeven van het volk van de Joden in de hand van Haman zien we een beeld van God Die Zijn volk prijsgeeft aan hun vijanden (Ps 44:12-13).

Ahasveros laat zich niet omkopen door Haman (Es 3:11). Zo is ook de inzet van Gods volk niet een zaak die op een overeenkomst tussen God en de satan berust. Wat Hij over Zijn volk zal brengen, moet over hen komen, want hij kan Zijn volk niet op een andere manier in de juiste verhouding tot Zichzelf brengen. Daarvoor gebruikt Hij de satan. We moeten er ook aan denken dat het bevel wordt uitgevaardigd wegens Mordechai. Dat laat ons zien dat het overblijfsel zal lijden wegens hun verbinding met de Heer Jezus.

We weten uit het verloop van de geschiedenis de uiteindelijke beslissing van Ahasveros over zowel het lot van Gods volk als het lot van Haman. Wat we tot nu toe hebben gezien, is de voorbereiding op wat Ahasveros uiteindelijk zal doen. Dat laat ons zien dat Ahasveros toch een beeld van God is, Die als de Hoogste boven alle hooggeplaatsten staat.

We zien dat op treffende wijze bij de dood van de Heer Jezus. Petrus zegt daarvan dat Hij “door [de] hand van wettelozen aan [het kruis] gehecht en gedood” is (Hd 2:23b). Hij zegt er echter bij, en laat dat er zelfs aan voorafgaan, dat de Heer Jezus “door de bepaalde raad en voorkennis van God overgegeven” is (Hd 2:23a). Hier zien we enerzijds de raad van God en anderzijds de verantwoordelijkheid van de mens. Alleen God kan deze twee zijden met elkaar combineren op een wijze dat aan beide volkomen recht wordt gedaan.

De schrijvers van de koning worden geroepen (Es 3:12). Dat gebeurt op de dertiende dag van de eerste maand, de dag van de voorbereiding van het Pascha dat de volgende dag wordt gehouden (Lv 23:5). Op de dag dat Gods volk bezig moet zijn met de voorbereiding tot herdenking van de bevrijding, worden hier de voorbereidingen getroffen voor het uitroeien van Gods volk. We zien dit ook bij de beraadslagingen om de Heer Jezus te doden (Lk 22:1-2).

Alles wat Haman beveelt, wordt opgeschreven. Het schrijven wordt gericht aan alle hoogwaardigheidsbekleders in het hele rijk van Ahasveros. Het bevel wordt in elke taal afzonderlijk bekendgemaakt. Ieder ontvangt ‘de eer’ om aan de uitvoering van het bevel mee te werken, om niemand te kwetsen en zo tegen zich in het harnas te jagen. Onder elk afzonderlijk bevelschrift staat de naam van Ahasveros.

Dan worden de brieven door ijlboden verspreid over de honderdzevenentwintig gewesten (Es 3:13). Nog eens wordt de nadruk gelegd op de inhoud van het schrijven. Het gaat om niets minder dan “alle Joden weg te vagen, te doden en om te brengen, van jong tot oud, [met] de kleine kinderen en de vrouwen, op één dag”. Een extra aansporing om de Jodenwet uit te voeren is de toestemming “hun bezit te plunderen”. Deze lopers hebben een duistere en daarmee volledig andere boodschap dan de Heer Jezus, Die door Zijn ‘lopers’ het evangelie laat prediken om mensen uit te nodigen voor de bruiloft van de Koning.

Hoe hopeloos de situatie voor de Joden is, wordt door Es 3:14 nog eens duidelijk. De hele wereld wordt bij wet bevolen zich tegen hen te keren. Iedereen kan voorbereidingen treffen om op de door Haman bepaalde dag klaar te staan om toe te slaan. Het loopt God echter niet uit de hand. De tegenhanger zien we als later met dezelfde woorden wordt gezegd dat er een schrijven als wet uitgevaardigd wordt, waarin staat dat de Joden “die dag klaar zouden staan om zich te wreken op hun vijanden” (Es 8:13).

God heeft de regie in handen. Hij laat iemand als Haman opkomen en maakt hem groot om al de nood over de Joden te brengen, met als uiteindelijke doel hun de zegen te geven die Hij hun heeft beloofd. Die zegen is verbonden met de Messias, de Heer Jezus, Die uit dit volk geboren zal worden. Hij is de bron van alle zegen.

De ijlboden gaan op weg, extra aangespoord tot haast door het bevel van de koning (Es 3:15). Terwijl de koning en Haman zitten te drinken, geraakt de stad Susan in verwarring. Niet alleen de Joden komen in opschudding, maar de hele stad Susan. Dit is een indirect bewijs van het goede getuigenis dat de Joden daar hebben.

We zien in dit vers een tegenstelling tussen de rust op de plaats waar de besluiten vandaan komen (het paleis) en de verwarring op de plaats waar het besluit geldt (de stad). God is niet in verwarring over wat Hij Zich heeft voorgenomen, zelfs niet als de satan daar een bepaalde rol in speelt en zelfs meent dat hij zijn plan om Gods volk uit te roeien toch maar goed voor elkaar heeft.

Het Hebreeuwse woord voor ‘verwarring’ komt, behalve in Joël 1 (Jl 1:18), opmerkelijk genoeg alleen nog voor in de geschiedenis van de bevrijding van Israël uit Egypte. God legt de farao dit woord in de mond. De farao gebruikt dit woord om daarmee de situatie te beschrijven waarin Gods verloste volk zich bevindt als het in de woestijn is, op weg naar de Rode Zee: “De farao zal dan van de Israëlieten zeggen: Zij zijn in het land verdwaald [letterlijk ‘verward’]. De woestijn heeft hen ingesloten” (Ex 14:3). We zien ook hier hoe God tegen de zaak aankijkt en hoe die door mensen wordt ervaren. God is nooit in verlegenheid over situaties waarover wij in verwarring zijn of in paniek raken.

Copyright information for DutKingComments