Esther 4:3

Inleiding

Het hoofdstuk begint en eindigt met een optreden van Mordechai. Daartussen is er door middel van tussenpersonen over en weer contact tussen Mordechai en Esther. De inhoud van het contact is overleg om te komen tot een afwending van de aangekondigde uitroeiing van de Joden.

Mordechai en de Joden in rouw

Mordechai is diep getroffen als hij “alles te weten” is gekomen wat er is gebeurd (Es 4:1). Wat hij weet, betreft niet alleen de inhoud van de rondgestuurde brief, maar ook de gebeurtenissen die daartoe aanleiding hebben gegeven en wat erop is gevolgd. Hoe hij alles te weten is gekomen, blijft onvermeld. Dat is ook niet nodig voor het verhaal. Dat hij alles weet, is nodig om Esther volledig te kunnen inlichten (Es 4:7).

Hij geeft uiting aan zijn diepe leed door zijn kleren te scheuren en zich in zak en as te hullen. Hij rouwt niet in het verborgene, maar gaat luid en bitter weeklagend “door het midden van de stad”. Hij geeft openlijk uiting aan zijn smart, mogelijk mede door het besef dat hij de oorzaak van dit kwade voornemen is.

In de uiting van zijn smart gaat hij zover mogelijk in de richting van de koning (Es 4:2). Hij nadert tot de poort. Verder mag hij niet, omdat hij in een rouwgewaad gehuld is. Mordechai is niet alleen in de uitingen van rouw. Er is grote rouw bij de Joden overal in het hele rijk waar het bevel van de koning en zijn wet zijn aangekomen (Es 4:3). Hierin zien we de nauwe verbinding tussen alle Joden in het hele rijk en Mordechai in Susan. De rouw wordt op veelzijdige wijze beschreven om de omvang en diepte ervan zo aangrijpend mogelijk op de lezer over te brengen. Er is sprake van vijf elementen: grote rouw, vasten, geween, rouwklacht en zak en as.

Het luide en bittere geweeklaag van Mordechai bij de poort is nodig om de aandacht van de dienaressen van Esther op zich te vestigen (Es 4:4). Mordechai bereikt zijn doel. De dienaressen en hovelingen van Esther vertellen het haar. Als Esther hoort wat er aan de hand is, schrikt zij enorm, ze is “zeer ontdaan”. Dan wil ze de rouwkleding van Mordechai wegnemen en hem gewone kleding laten aantrekken. Ze wil om zo te zeggen “de breuk … op het lichtst” genezen (Jr 8:11). Ze wil de oorzaak van de smart niet onder ogen zien, maar die bedekken met een mooi aanzien. Dat wil Mordechai echter niet. De smart vanwege de dreigende uitroeiing is onverminderd aanwezig en niet te camoufleren door de schijn van mooie kleren.

Mordechai wil de verbinding met zijn rouwend volk niet opgeven. Er hangt een enorme dreiging boven hun hoofd. Verandering van kleding neemt de dreiging niet weg. Mordechai doet niet aan struisvogelpolitiek. Hij ziet het ware probleem onder ogen.

Profetisch gezien is de klacht van Mordechai die van de Heer Jezus, “Die tijdens Zijn dagen in het vlees met sterk geroep en tranen zowel gebeden als smekingen geofferd heeft aan Hem Die Hem uit [de] dood kon verlossen” (Hb 5:7). De Heer Jezus klaagt niet vanwege de vijand, maar om wat God Hem gaat aandoen wanneer Hij tot zonde zal worden gemaakt. Het bevel van ‘de koning’ is tegen Hem.

Met Hem rouwt niemand mee. Als Hij met het oog op dat lijden in Gethsémané in gebed gaat om daar tot Zijn Vader te smeken, vraagt Hij Zijn discipelen met Hem te waken. Ze zijn er echter niet toe in staat en vallen in slaap. Er is bij hen geen begrip voor wat Hem te wachten staat (Mk 14:32-42).

Copyright information for DutKingComments