Esther 5:4-8

Eerste verzoek van Esther

Er ontstaat nu een reeks dialogen tussen Esther en de koning, waarbij de spanning ten top voert. De wijze waarop Esther met deze spanning omgaat, getuigt van grote wijsheid. Ze weet de genade op de juiste wijze te waarderen en te gebruiken. Vanaf het moment dat ze zich in genade door de koning aanvaard weet, weet ze hoe ze zich moet gedragen.

De eerste woorden van de koning tot haar zijn bemoedigend. De koning spreekt haar aan met titel en naam. De koning heeft Esther in genade aangenomen. Hij stelt haar nog meer op haar gemak door haar twee vragen te stellen die te maken hebben met haar verlangens (Es 5:3). Hij beseft dat ze iets wil vragen. Zo nodigt God ook Zijn kinderen uit om met vrijmoedigheid met hun vragen en verlangens bij Hem te komen. God is de gevende God Die graag geeft als antwoord op onze gebeden. Hij zal ons met Christus zelfs alle dingen schenken (Rm 8:32).

Dit is dé kans voor Esther haar verzoek ten gunste van de Joden te doen. Dat doet ze niet. Ze houdt dat verzoek nog voor zich. Ze wijst in haar antwoord, na de betoonde en aanvaarde genade, tactvol eerst op het goeddunken van de koning (Es 5:4). Daarmee doet ze een beroep op zijn goede gezindheid tegenover haar. Ze wil die gezindheid in de koning verder stimuleren door de maaltijd die zij voor hem heeft aangericht. Ook wil ze dat Haman erbij is, want het gaat om zijn ontmaskering.

We zien dat ze tijdens het vasten niet heeft stilgezeten, maar bezig is geweest met deze ontmoeting en zich daarop heeft voorbereid. Ze handelt volgens een plan dat ze tijdens de vastentijd heeft uitgedacht. Er blijkt ook uit dat ze rekening heeft gehouden met een welwillende ontvangst door de koning en een gunstig antwoord op haar verzoek om naar de maaltijd te komen die ze heeft klaargemaakt.

Tweede verzoek van Esther

De koning willigt dat verzoek in en zet zelfs spoed achter de zaak (Es 5:5). Hij wil dat Haman zo snel mogelijk komt. Zonder verdere mededelingen over boodschappers die Haman gaan halen of waar de maaltijd plaatsvindt, worden we direct meegenomen naar de maaltijd die Esther heeft aangericht. Waaruit de maaltijd bestaat, is niet van belang. Belangrijk is wat de koning bezighoudt met betrekking tot Esther en wat Esther bezighoudt met betrekking tot haar volk.

De koning komt, met Haman, naar de maaltijd. Bij het drinken van de wijn vraagt de koning weer wat Esther wenst (Es 5:6; Es 5:3). Hij stelt zijn vraag zelfs twee keer, waarbij hij eerst het woord “vraag” gebruikt en de tweede keer het woord “verzoek”. Hij verplicht zich op onherroepelijke wijze haar te zullen geven wat ze vraagt ofwel haar verzoek te zullen inwilligen. Daarbij geeft de uitdrukking “al was het ook de helft van het koninkrijk” zijn onbeperkte vrijgevigheid aan.

Ahasveros is hier weer een beeld van God. God spoort ons aan om van Hem te vragen door tegen ons te zeggen dat we Hem om alles mogen vragen. Dat mogen we dan ook doen en wel in het vertrouwen dat Hij het ook kan. Hij heeft de einden van de aarde in Zijn bezit en tot Zijn beschikking. Hij geeft ze aan wie Hij wil. Het is Zijn welbehagen Zijn ‘kleine kudde’ het koninkrijk te geven, niet slechts de helft (Lk 12:32). Het aanbod van de koning – voor ons: van God – is een blanco cheque. De Almachtige zegt: ’Wat is uw verzoek?’, en tegen het geloof zegt Hij: “Laat het u gebeuren volgens uw geloof” (Mt 9:29).

Op Esther rust een enorme last. Het lot van het hele volk hangt van haar af. Wat zal ze zeggen? Ze gaat verstandig te werk, met een wijsheid die ze van God gekregen moet hebben. Esther neemt in haar antwoord de woorden van de koning over en zegt: “Mijn vraag en mijn verzoek is: …” (Es 5:7). We zouden verwachten dat ze vervolgens vraagt om het behoud van haar leven en het leven van haar volk, maar dat doet ze niet. Haar reactie op het eerste aanbod van de koning is al verbazingwekkend (Es 5:4), het antwoord dat ze nu geeft, is nog verbazingwekkender: ze nodigt de koning en Haman voor een nieuwe maaltijd uit die ze voor dat doel nog zal bereiden (Es 5:8). Daar wil ze het kwaad van Haman openbaar maken.

Door deze handelwijze lijkt er vertraging op te treden voor de redding van het volk. De situatie wordt nijpend voor Mordechai en zijn volk. Nog vóór de volgende maaltijd zal Haman Mordechai laten ophangen. God staat echter boven en achter dit alles. De slechtheid van Haman moet tot het hoogtepunt komen. Dat valt samen met die bijzondere nacht waarover we in het volgende hoofdstuk zullen lezen.

Copyright information for DutKingComments