Exodus 10:22

De negende plaag: duisternis

Evenals de derde en de zesde plaag komt ook de negende plaag, de duisternis, zonder aankondiging. Evenals andere plagen is ook deze plaag een openbaring van Gods macht tegenover de afgoden van Egypte. Hier wordt de voornaamste god, de zon (Ra), de bron van licht, warmte en leven, volledig door Gods macht overmeesterd en in donkerheid gehuld. De duisternis is zo groot, dat het onmogelijk is iemand anders te zien; het is zelfs niet mogelijk zich te verplaatsen. In volslagen duisternis ontbreekt elke oriëntatie.

Ook deze plaag komt voor in de eindoordelen over de wereld (Op 16:10). Het is de plaag die de goddeloze treft (Jb 18:5-6) en waaraan, als hij in zijn goddeloosheid sterft, nooit een einde zal komen. Hij zal eindeloos “in de buitenste duisternis” zijn (Mt 8:12; 2Pt 2:17; vgl. Op 20:10).

We hebben in deze plaag een beeld van de mens zonder God, want die is verduisterd in het verstand (Ef 4:18). Ook zijn “onverstandig hart is verduisterd geworden” (Rm 1:21). Een mens zonder God gaat al tastend zijn weg. Hij weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Nu kan hij nog door God in zijn hart beschenen worden “tot [de] lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in [het] aangezicht van Christus” (2Ko 4:6). Als de gemeente is opgenomen, zal de mens helemaal aan de satan en zijn demonen, de machten van de duisternis, zijn overgeleverd.

Op één plaats is er vandaag licht en dat is bij het volk van God. Dat was ook zo in Egypte: ”Voor alle Israëlieten echter was het licht in hun woongebieden” (Ex 10:23b). Geestelijk gezien was Christus als het Paaslam dat licht. Tijdens de drie dagen duisternis hadden de Israëlieten een lam in huis (Ex 12:3). Dat herinnert aan Openbaring 21 waar van het nieuwe Jeruzalem staat: “Haar lamp is het Lam” (Op 21:23). Hoe goed is het als in de huizen van Gods kinderen Christus, het ware Paaslam (1Ko 5:7b), centraal staat.

De Heer Jezus is “het licht van de wereld” (Jh 8:12a). Zo kwam Hij in de wereld. Waar normaal de duisternis verdwijnt als er licht komt, is door de komst van het Licht van de wereld bewezen hoe groot de duisternis is, want het licht is door de duisternis verworpen! Voor de enkeling geldt dat wie in Hem gelooft, niet in de duisternis blijft (Jh 12:46). Voor kinderen van God geldt ook dat zij kinderen van het licht zijn en daarom ertoe worden opgeroepen “als kinderen van het licht” te wandelen (Ef 5:8).

Copyright information for DutKingComments