Exodus 11:4-5

De dood van de eerstgeborenen aangekondigd

Mozes richt zijn laatste woorden tot de farao. Anders dan bij alle voorgaande plagen die God door Mozes en Aäron over Egypte heeft gebracht, zal God Zelf en alleen de laatste plaag uitvoeren. Daarvoor zal Hij door het midden van Egypte trekken en de eerstgeborenen oordelen. God zal in deze eerstgeborenen het hele land Egypte slaan (Ps 78:51; Ps 136:10).

De eerstgeborene staat symbool voor kracht. De oudste zoon is de diepste trots van de oosterling. Naar de oosterse gewoonte hangt het voortbestaan van de naam, van de familie, van de oudste zoon af. Hij vertegenwoordigt de kracht van het hele geslacht. Alle hoop van de natuurlijke mens richt zich op de eerstgeborene. Daarom slaat God al hun hoop de bodem in door hun eerstgeborenen te slaan.

Zo breekt God de kracht van ieder natuurlijk mens, hetzij doordat hij zich verootmoedigt en zich verbroken en verbrijzeld tot God bekeert, hetzij door het eeuwig oordeel over hem te brengen.

Een luid gejammer zal in die nacht het hele land Egypte vervullen. Het is de vreselijke voorvervulling van het gehuil van allen die tot in eeuwigheid in de buitenste duisternis zullen verblijven. Daar zullen allen zijn die op aarde de voorkeur hebben gegeven aan de duisternis boven het licht. Zij “hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht, want hun werken waren boos” (Jh 3:19). Hun wens om niets te doen te hebben met God Die licht is (1Jh 1:5), is dan voor eeuwig vervuld.

In tegenstelling tot Egypte is er bij de Israëlieten geen enkele onrust. Voor de laatste keer wordt het onderscheid tussen de Egyptenaren en de Israëlieten vermeld. De Egyptenaren zullen in dit onderscheid een aanleiding zien het volk te verzoeken weg te gaan. Daartoe zullen ze naar Mozes toe komen en zich voor hem neerbuigen.

Na deze laatste woorden tot de farao draait Mozes zich in brandende toorn om en vertrekt van de farao. Dit keer heeft de farao niet de kans Mozes weg te jagen, maar gaat Mozes zelf weg. Van enige schroom en bangheid voor de farao is niets meer over bij Mozes. Hij is in gemeenschap met God en daardoor vervuld met een heilige verontwaardiging over de zonden van de farao (vgl. Mk 3:5a).

Copyright information for DutKingComments