Exodus 12:2-3

Inleiding

Dat Israël vanaf de vierde plaag geen plaag heeft ontvangen, is genade. Bij de laatste plaag, het oordeel over de eerstgeborenen, is er echter geen onderscheid tussen Egypte en Israël. De eerstgeborenen van Israël vallen evenzeer onder het oordeel als die van Egypte. Voordat we weten wat verlossing is, moeten we eerst weten wat oordeel is.

De instelling van het Pascha gaat van God uit. Het Pascha is Gods vertrekpunt om het volk

1. door de Rode Zee te voeren,

2. door de woestijn te leiden, om het ten slotte

3. in het land te brengen.

Een nieuw begin

De HEERE spreekt als Rechter. Dat is Hij zowel voor Egypte als voor Zijn volk. Voor Zijn volk is Hij ook de Redder. Hij spreekt over het Pascha, terwijl het volk nog in Egypte is. Het Pascha is het enige feest dat Israël in Egypte heeft gevierd.

Het is het begin van een nieuwe tijdrekening. Het is het begin van de betrekkingen van God met Zijn volk op de grondslag van de verlossing. Nu kan het volk God gaan dienen. Dit is de eerste maand van de godsdienstige kalender van Israël, de maand Abib (Ex 13:4). Abib betekent ‘verse, jonge aren’, bijvoorbeeld van de gerst. In het burgerlijk jaar is het op dat moment de zevende maand. Door deze nieuwe kalender krijgen de Israëlieten een nieuwe identiteit als het geliefde volk van de ware God.

Een lam

Mozes moet tot “heel de gemeenschap van Israël” spreken, een uitdrukking die hier voor het eerst voorkomt. Het ziet op de eenheid van Gods volk. Op de tiende dag, het begin van de drie dagen durende duisternis, moet elk gezin een lam in huis nemen. Gods verlossing van Zijn volk als geheel wordt gekend en gezien in de gezinnen.

De wereld ziet niet wat de gemeente doet als zij samenkomt, maar ze ziet wel wat er in de gezinnen van de gelovigen gebeurt. Het lam moet de centrale plaats in het gezin hebben. Drie dagen lang kan het hele gezin naar het lam kijken. De betekenis van het gezin komt in dit hoofdstuk op bijzondere wijze naar voren.

Het lam moet er drie dagen blijven. Op de veertiende dag moet het worden geslacht. De Heer Jezus, het ware Pascha (1Ko 5:7b), kunnen we ook bekijken gedurende de drie jaar van Zijn omwandeling op aarde. Dat zien we als we de evangeliën lezen. Dan mogen we er altijd aan denken dat Hij op weg is naar het kruis om daar geslacht te worden. Aan Zijn dood mogen we in het bijzonder op zondag denken als we het avondmaal vieren.

Als een gezin te klein is, mag het samen met de buren een lam nemen. Het lam is de maatstaf. Wij moeten ons richten naar het Lam, niet omgekeerd. Er wordt door elk gezin in verschillende mate van de Heer Jezus genoten. Als er veel genoten is, kan men daarvan anderen laten meedelen.

Het lam mag genomen worden van de schapen of van de geiten. Het schaap wordt meestal gebruikt als brandoffer, de geit als zondoffer. Het moet wel een volkomen gaaf lam zijn, “een lam zonder enig gebrek”. De Heer Jezus is het ware brandoffer en het ware zondoffer. Hij is het “vlekkeloze en onbesmette lam” (1Pt 1:19). Hij is Degene “Die geen zonde heeft gedaan” (1Pt 2:22), “Die geen zonde gekend heeft” (2Ko 5:21) en van Wie geldt: “In Hem is geen zonde” (1Jh 3:5). Dat kan allemaal alleen van Hem worden gezegd. Daarom kan Johannes de doper op Hem wijzen en zeggen: “Zie, het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt” (Jh 1:29).

Het moet een mannelijk, eenjarig lam zijn. Dat ziet op de mannelijke kracht waarmee de Heer Jezus het werk op het kruis heeft volbracht. Tevens zien we in de woorden “van een jaar oud” een aanduiding van de tederheid, de lieflijkheid ervan. Zo was de Heer Jezus ook. Zullen de kinderen in een gezin niet zo naar het lam hebben gekeken?

Copyright information for DutKingComments