Exodus 14:11

De angst van het volk

De farao heeft buiten God gerekend en iemand die buiten God rekent, rekent altijd verkeerd. Niet alleen de farao is het voorwerp van Gods handelingen. God heeft met de achtervolging door de farao ook onderwijs voor Zijn volk op het oog.

Het volk reageert in panische angst. Ze zien geen uitweg. Die is er voor het oog ook niet, niet om hen heen en ook niet in henzelf. Voor het geloof is die uitweg er wel, namelijk naar boven (2Ko 4:8b). Ze roepen tot de HEERE, maar niet in waarachtig geloof. Ze maken Mozes verwijten. In hun angst komen ze tot uitspraken die niet getuigen van geloof, maar van ongeloof.

Vergeten zijn al de wonderen en tekenen die de HEERE in Egypte heeft gedaan. Ze zien alleen de omstandigheden. Aan wat de HEERE al voor hen heeft gedaan, denken ze niet meer. Zodra de vrijheid moeilijkheden oplevert, verlangen ze weer terug naar de slavernij. Maar God weet hun nood te gebruiken om hun nieuw onderwijs te geven op de weg van het geloof.

De taal die zij in hun angst gebruiken, is de taal van iemand die wel heeft geschuild achter het bloed van het Lam, maar die nog geen rust in zijn geweten heeft ten aanzien van de macht van de vijand. Iemand kan een gelovige zijn, maar nog voortdurend worstelen met de macht van de zonde. Daardoor wordt zo’n gelovige ongelukkig en ellendig. Dat kan zulke sterke vormen aannemen, dat hij terugverlangt naar een leven in de wereld. Daar heeft hij die ellende immers niet gekend.

In Romeinen 7 vinden we de nieuwtestamentische tegenhanger van de situatie waarin het volk zich hier bevindt. Daar horen we iemand spreken die wel is wedergeboren, maar nog niet de volle verlossing kent. Dat die persoon is wedergeboren, blijkt uit het feit dat hij zich verlustigt “in de wet van God naar de innerlijke mens” (Rm 7:22). Zoiets kan nooit van een ongelovige worden gezegd. Diezelfde persoon doet de ervaring op dat hij, hoewel wedergeboren, zich steeds ellendiger gaat voelen omdat hij zo faalt in het doen van het goede. In plaats daarvan doet hij steeds het kwade. Ten slotte roept hij het in wanhoop uit: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van de dood?” (Rm 7:24).

Copyright information for DutKingComments