Exodus 16:15

Kwartels en manna

Zoals God heeft beloofd, zo gebeurt het. Hij laat “vlees op hen regenen als stof en gevleugelde vogels als zand van de zee” (Ps 78:27). God geeft twee keer kwartels aan Zijn volk als vlees te eten: hier en in Numeri 11. Het zijn vogels die zich door de wind laten meevoeren (Nm 11:31) en gemakkelijk te vangen zijn. Ze worden genoemd in verbinding met het manna (Ps 105:40).

Het volk krijgt eerst de kwartels in de avond en daarna de volgende morgen het manna. In de kwartels is het beeld te zien dat we ons voeden met de dood van een Ander. De Heer Jezus spreekt erover in Johannes 6 in samenhang met het manna, dat we niet alleen Zijn vlees moeten eten, maar ook Zijn bloed moeten drinken (Jh 6:51-56). Dat ziet erop dat we ons voeden met Zijn dood.

Het manna stelt Christus voor in Zijn vernedering op aarde, in Zijn leven op aarde. We kunnen ons alleen met Zijn leven bezighouden als we ons eerst met Zijn dood hebben gevoed, ons eerst hebben vereenzelvigd met Hem als Degene Die voor ons gestorven is.

Enkele kenmerken van het manna als een beeld van de Heer Jezus:

1. De herkomst is de hemel: “Want het brood van God is Hij Die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld leven geeft” (Jh 6:33).

2. De Gever is God: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft” (Jh 3:16).

3. Hoe het er uitziet:

a. wit (Ex 16:31) = rein, zonder zonde: “Hij ’Die geen zonde heeft gedaan en geen bedrog werd in Zijn mond gevonden’“ (1Pt 2:22; 2Ko 5:21; Hb 7:26);

b. klein = gering, ootmoedig: “Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben” (Js 53:2; Fp 2:5-8);

c. rond = zonder begin en einde, eeuwig bestaan en volkomen: “In [het] begin was het Woord; en het Woord was bij God, en het Woord was God” (Jh 1:1).

4. Het gebruik ervan:

a. zoet (Ex 16:31) = aangename smaak: “Proef en zie dat de HEERE goed is” (Ps 34:9a; Ps 119:103; 1Pt 2:2-3);

b. gratis te krijgen = een gave: “Want het loon van de zonde is [de] dood; maar de genadegave van God is [het] eeuwige leven in Christus Jezus onze Heer” (Rm 6:23; Jh 3:16; 2Ko 9:15);

c. bereikbaar voor iedereen, het gemakkelijkst voor kinderen, want het ligt op de grond: “En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; laat hij die wil, [het] levenswater nemen om niet” (Op 22:17; Rm 10:6-10; Jh 3:16).

Copyright information for DutKingComments