Exodus 16:2-13

Het volk mort voor de tweede keer

Het volk kan niet bij Elim blijven wonen, hoe aangenaam het daar ook is. Het moet op reis, de woestijn in. Na de verlossing, het lied, de beproeving bij Mara en de rust van Elim begint nu het echte woestijnleven.

Het is anderhalve maand na hun vertrek uit Egypte. Mogelijk is dan de hele voorraad voedsel op die ze uit Egypte hebben meegenomen. Er is geen eten meer en het volk maakt zijn ongenoegen daarover kenbaar aan Mozes en Aäron.

De verwijten zijn niet mals. Ze geven Mozes en Aäron de schuld. Ze stellen het voor alsof zij hen bewust in de woestijn hebben gebracht om hen daar te laten omkomen van de honger. Ze schijnen de slavernij waaronder ze in Egypte hebben gezucht, vergeten te zijn. Ze denken alleen maar terug aan “de vleespotten”, en naar hun idee hebben ze daar “volop brood” te eten gehad.

Zo dwaas is het volk van God – zo dwaas ben ik – als het de verlossing vergeet, als het niet meer denkt aan de ervaringen die het heeft opgedaan in Mara en Elim. Bij tegenslagen in het geloof vergeten we vaak wat God allemaal ten gunste van ons heeft gedaan en gaan we terugverlangen naar de pleziertjes en het genot van vroeger in de wereld.

De HEERE belooft brood

Evenals bij Mara straft God ook hier het volk niet voor hun gemor. In Zijn genade komt Hij hun tegemoet. Hij belooft dat Hij brood zal laten regenen uit de hemel. Ze moeten er wel wat voor doen om het te nuttigen: ze moeten het elke dag verzamelen. Op de zesde dag moeten ze dubbel zoveel inzamelen met het oog op de sabbat. God geeft het manna en de aanwijzingen daarbij om te zien of ze Hem gehoorzaam zullen zijn. Hij wil zien wat er in hun hart is.

“Brood uit de hemel” is een prachtige uitdrukking om aan te geven Wie de Heer Jezus is. Hij is het ware brood uit de hemel (Jh 6:33; 51). Om in gemeenschap met God te leven is het van belang elke dag het manna te verzamelen, dat wil zeggen ons elke dag geestelijk te voeden met de Heer Jezus. Het manna is ‘woestijnvoedsel’. Het manna stelt de Heer Jezus voor zoals Hij in de evangeliën wordt beschreven. Daar zien we Hem als Mens op aarde in de omstandigheden van het dagelijkse leven. Als we ons daarmee bezighouden, zal ons dat kracht geven voor onze reis door de woestijn, dat wil zeggen voor onze dagelijkse bezigheden.

De hemel voorziet in dingen die op aarde nodig zijn en die door geen werk van de mens te bewerken zijn. Die les zit verborgen in het voorschrift dat er op de sabbat niet mag worden verzameld.

De heerlijkheid van de HEERE

Het handelen van God is erop gericht Zijn volk eraan te herinneren dat Hij, de HEERE, hen uit Egypte heeft geleid. Dat waren ze vergeten. Daaraan moeten ook wij steeds terugdenken als er beproevingen op onze weg komen (Rm 8:32).

De HEERE wil het gemor van de Israëlieten doen ophouden door hun Zijn heerlijkheid te tonen. Mozes en Aäron zijn Zijn dienaren. Morren tegen hen is in feite morren tegen de HEERE. Daarom verschijnt Hij Zelf in een wolk aan het volk. Dit is Zijn eerste verschijning aan hen. Hij verschijnt niet aan hen om hen te verteren, maar om hen onder de indruk te brengen van Wie Hij is.

De HEERE herhaalt Zijn belofte dat Hij voedsel gaat geven. Hij belooft niet alleen manna, maar ook vlees. Eenmalig, op de avond van die dag, zullen ze vlees eten. Vervolgens zullen ze elke morgen het manna krijgen.

Kwartels en manna

Zoals God heeft beloofd, zo gebeurt het. Hij laat “vlees op hen regenen als stof en gevleugelde vogels als zand van de zee” (Ps 78:27). God geeft twee keer kwartels aan Zijn volk als vlees te eten: hier en in Numeri 11. Het zijn vogels die zich door de wind laten meevoeren (Nm 11:31) en gemakkelijk te vangen zijn. Ze worden genoemd in verbinding met het manna (Ps 105:40).

Het volk krijgt eerst de kwartels in de avond en daarna de volgende morgen het manna. In de kwartels is het beeld te zien dat we ons voeden met de dood van een Ander. De Heer Jezus spreekt erover in Johannes 6 in samenhang met het manna, dat we niet alleen Zijn vlees moeten eten, maar ook Zijn bloed moeten drinken (Jh 6:51-56). Dat ziet erop dat we ons voeden met Zijn dood.

Het manna stelt Christus voor in Zijn vernedering op aarde, in Zijn leven op aarde. We kunnen ons alleen met Zijn leven bezighouden als we ons eerst met Zijn dood hebben gevoed, ons eerst hebben vereenzelvigd met Hem als Degene Die voor ons gestorven is.

Enkele kenmerken van het manna als een beeld van de Heer Jezus:

1. De herkomst is de hemel: “Want het brood van God is Hij Die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld leven geeft” (Jh 6:33).

2. De Gever is God: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft” (Jh 3:16).

3. Hoe het er uitziet:

a. wit (Ex 16:31) = rein, zonder zonde: “Hij ’Die geen zonde heeft gedaan en geen bedrog werd in Zijn mond gevonden’“ (1Pt 2:22; 2Ko 5:21; Hb 7:26);

b. klein = gering, ootmoedig: “Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben” (Js 53:2; Fp 2:5-8);

c. rond = zonder begin en einde, eeuwig bestaan en volkomen: “In [het] begin was het Woord; en het Woord was bij God, en het Woord was God” (Jh 1:1).

4. Het gebruik ervan:

a. zoet (Ex 16:31) = aangename smaak: “Proef en zie dat de HEERE goed is” (Ps 34:9a; Ps 119:103; 1Pt 2:2-3);

b. gratis te krijgen = een gave: “Want het loon van de zonde is [de] dood; maar de genadegave van God is [het] eeuwige leven in Christus Jezus onze Heer” (Rm 6:23; Jh 3:16; 2Ko 9:15);

c. bereikbaar voor iedereen, het gemakkelijkst voor kinderen, want het ligt op de grond: “En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; laat hij die wil, [het] levenswater nemen om niet” (Op 22:17; Rm 10:6-10; Jh 3:16).

Copyright information for DutKingComments