Exodus 17:1-7

Geen water: een morrend volk

Het volk trekt verder. Dat doet het niet omdat het daar zin in heeft of het nut ervan inziet, maar omdat de HEERE daartoe het bevel heeft gegeven. Zo komen ze in Rafidim. Daar blijkt geen water te zijn. Is dat het resultaat van luisteren naar een bevel van God? Het leert ons dat ook al gaan wij de weg van gehoorzaamheid, de moeilijkheden en beproevingen ons niet bespaard blijven. God gebruikt die moeilijkheden om ons geloof te beproeven en te louteren en Zichzelf te verheerlijken door ons eruit te redden.

Wat zijn we hardleers, net als het volk dat weer begint te mopperen. De Heer brengt ons in zulke situaties, opdat we leren zien wat er in ons hart is. Mozes moet het weer ontgelden. Maar ze zijn aan het verkeerde adres. Daarbij zijn ze ook in een verkeerde gezindheid.

Mozes spreekt erover dat zij de HEERE op de proef stellen, Hem verzoeken. Hun ongeloof blijkt wel als ze Mozes ervan beschuldigen dat hij hen uit Egypte heeft gehaald om hen in de woestijn te laten sterven. Weer denken ze niet aan God en de verlossing uit de slavernij (Ex 16:3).

De HEERE geeft water

Mozes gaat met zijn nood naar de HEERE. De HEERE geeft Zijn aanwijzingen om in genade tegemoet te komen aan het gemopper van het volk (vgl. Ex 15:25). De Heer geeft hier Zelf het voorbeeld van wat Hij ons opdraagt: “Maar als uw vijand … dorst heeft, geef hem te drinken” (Rm 12:20). Mozes moet met dezelfde staf als die waarmee hij de rivier de Nijl heeft geslagen, op de rots slaan waarop de HEERE staat. Dan zal er water komen. Terwijl de oudsten er als getuigen bij staan, slaat Mozes op de rots, met als gevolg dat er een stroom van water uit vloeit (Ps 78:15-16; Ps 114:8).

Paulus verklaart de geestelijke betekenis van deze gebeurtenis. Met het oog op deze gebeurtenis zegt hij dat de Israëlieten “allen dezelfde geestelijke drank dronken. (Want zij dronken uit een geestelijke steenrots die volgde; de steenrots nu was Christus.)” (1Ko 10:4). Hier staat dat de steenrots Christus voorstelt. Hij is geslagen in het oordeel dat God over Hem heeft gebracht op het kruis. Na Zijn dood, opstanding en hemelvaart is de Heilige Geest gekomen. De Heilige Geest wordt vergeleken met “stromen van levend water” (Jh 7:38-39).

Evenals het manna elke dag komt, blijft ook de stroom van water het volk volgen, de hele woestijnreis door (1Ko 10:4). De uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag is eenmalig, maar de gevolgen ervan duren voort. Dat gebeurt op voorspraak van de Heer Jezus: “En Ik zal de Vader vragen en Hij zal u een andere Voorspraak geven, opdat Die met u zal zijn tot in eeuwigheid: de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, omdat zij Hem niet aanschouwt en Hem niet kent; u kent Hem, omdat Hij bij u blijft en in u zal zijn” (Jh 14:16-17). De Heilige Geest zal met en in de gelovige zijn zolang de gemeente op aarde is, en tot in eeuwigheid.

De HEERE op de proef gesteld

In Ex 17:2 legt Mozes de slechte gezindheid van het volk al bloot door hen voor te houden dat ze de HEERE verzoeken. Na het slaan van de rots noemt hij de plaats “Massa en Meriba”. Hiermee legt hij de herinnering aan wat hier gebeurt voor het nageslacht vast. De reden van de naamgeving wordt in dit vers uitvoerig omschreven. Massa betekent ‘beproeving’, Meriba betekent ‘strijd’ of ‘twist’. In Hebreeën 3 is het weergegeven met ‘verbittering’ (Hb 3:8).

Opmerkelijk is dat de namen niet herinneren aan het genadige handelen van God, het slaan van de steenrots, maar aan het opstandige handelen van het volk. Ze moeten eraan herinnerd worden waarom de rots geslagen is.

Ook is het bijzondere van deze beproeving niet zozeer dat God Zijn volk op de proef stelt, maar het omgekeerde, dat Israël God op de proef stelt! Ze dagen Hem uit door van Hem een bewijs van Zijn tegenwoordigheid te eisen. Daardoor tonen ze twijfel aan Zijn liefde en trouw en aan Zijn aanwezigheid in hun midden, misschien zelfs wel aan Zijn bestaan. Het is de taal van het opstandige ongeloof die ons in onze dagen ook niet zo onbekend in de oren klinkt: Als er een God is, dan moet Hij dit of dat maar eens doen. Alsof God Zich al niet vele malen heeft bewezen.

De zonde van het volk is niet slechts ongeloof in de macht van God, maar een twijfel aan Zijn tegenwoordigheid en bedoelingen. Je kunt eraan twijfelen of Hij in staat is een bepaalde zaak te bewerken. Dat is een te klein denken van God. Dat is erg voor God. Nog erger is het als we menen dat Hij niet het goede met ons voor heeft, of dat Hij Zich helemaal niets van ons aantrekt, dat Hij niet bij ons is.

Copyright information for DutKingComments