Exodus 17:8-13

De strijd van Jozua tegen Amalek

In de vorige gedeelten heeft God ervoor gezorgd dat het volk voortdurend voedsel en water zal hebben. Nu komt er strijd, ook voortdurend. Het verslag van de strijd wordt ingeluid met het woord “toen”. In aansluiting op het voorgaande vers lijkt deze strijd te volgen, niet zozeer op het handelen van God, maar op de houding van ongeloof van het volk. Toch kan het volk gebruikmaken van het door God verleende voedsel en water om in de kracht daarvan die strijd te kunnen voeren.

In Egypte hebben ze geen strijd gehad. Daar zijn ze in slavernij geweest. Bij de Rode Zee is er ook geen strijd geweest. Daar heeft God gestreden. In de woestijn is er strijd die wel door het volk moet worden gestreden. De strijd tegen Amalek wordt niet door het volk gezocht. Amalek is een kleinzoon van Ezau (Gn 36:12), de “ongoddelijke” (Hb 12:16), en vertoont diens karaktertrekken.

Amalek is een beeld van de satan die de gelovige aanvalt via de zwakheid van zijn zondige vlees. Petrus vermaant de gelovigen zich te onthouden “van de vleselijke begeerten die strijd voeren tegen uw ziel” (1Pt 2:11). Deze strijd dringt zich in onze ziel op. Het is een strijd die we moeten overlaten aan de Geest Die in ons woont (Gl 5:17). Door in de Geest te wandelen zullen we niet toegeven aan de begeerte van het vlees (Gl 5:16).

De Geest richt onze aandacht op Christus in de heerlijkheid. Jozua zal het volk door de Jordaan in het beloofde land brengen. Hij is een beeld van Christus Die ons door de Geest voorgaat om de geestelijke zegeningen in het hemelse land in bezit te nemen. Het is de Heer Jezus Die door de Geest de strijd aanbindt met het vlees. ‘Jozua’ is de Hebreeuwse naam voor de Griekse naam ‘Jezus’.

Tegelijk is de strijd afhankelijk van de plaats die Mozes op de berg voor God inneemt. Mozes is daar samen met Aäron en Hur. Deze drie mannen op de berg stellen ook Christus voor: Mozes heeft het volk bevrijd, hij stelt de Verlosser voor; Aäron stelt de Heer Jezus als Hogepriester voor Die “met onze zwakheden kan medelijden” (Hb 4:15); Hur betekent witheid, reinheid, wat de volmaaktheid laat zien van Hem Die de voorbede doet.

De Heer Jezus wordt natuurlijk nooit moe (Hb 7:25). Het gaat erom te laten zien hoezeer alles afhankelijk is van Hem, door Wiens voorbede in de hemel het verloop van de strijd op aarde wordt bepaald.

De strijd wordt door Jozua beslecht met de scherpte van het zwaard. Het Woord van God wordt vergeleken met ”het zwaard van de Geest” (Ef 6:17b). De Geest in ons maakt gebruik van het Woord van God om aan het vlees en zijn begeerte de kracht te ontnemen.

Copyright information for DutKingComments