Exodus 20:1-17
Inleiding
In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk staan de tien geboden, ook wel genoemd “de woorden van het verbond, de Tien Woorden” (Ex 34:28). Deze woorden worden gericht tot een volk dat verlost is uit Egypte. In hun verlossing uit Egypte heeft de HEERE de nietigheid van alle goden van Egypte getoond en Zijn verhevenheid boven hen. Door de verlossing van Zijn volk heeft Hij hen ook aan Zich verplicht. Ze behoren Hem toe en niemand anders. Dat moet uit hun hele leven blijken. Met hen sluit de HEERE dit verbond bij de Sinaï – nergens anders en met niemand anders. Het getal tien ziet op verantwoordelijkheid. De betekenis van de wet is ‘doe dit en u zult leven’. De Schrift zegt: “Hij die deze dingen gedaan zal hebben, zal door die dingen leven” (Gl 3:12b; Lv 18:5). De brief aan de Galaten maakt duidelijk dat geen mens op die basis, dat wil zeggen op de basis van verantwoordelijkheid, het leven kan verwerven en heeft verworven. Integendeel, op die basis is er geen hoop voor de mens: “Want allen die op grond van werken van [de] wet zijn, zijn onder [de] vloek; want er staat geschreven: ’Vervloekt is ieder die niet volhardt in alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen’. En dat door [de] wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk, want ’de rechtvaardige zal op grond van geloof leven’” (Gl 3:10-11).Voor de gelovige die tot de gemeente behoort, is het niet ‘doe en leef’, maar ‘leef en doe’. De rechtvaardige leeft uit geloof. De hele brief aan de Galaten maakt duidelijk dat wet en geloof elkaar volledig uitsluiten, want “de wet is niet op grond van geloof” (Gl 3:12a). Wie gelooft, is “niet onder [de] wet maar onder [de] genade” (Rm 6:14).Dit betekent niet dat hij nu, als gelovige, wel in staat is de wet te houden of geacht wordt de wet te houden. De wet is niet voor hem bestemd: “Wij weten dat de wet niet bestemd is voor een rechtvaardige, maar voor” zondaars, voor mensen die naar het vlees leven (1Tm 1:8-11). De wet is een spiegel die aan de mens voorhoudt waarin hij faalt, opdat hij zijn zonden belijdt en tot Christus de toevlucht neemt. De wet maakt zonden openbaar, maar is of verschaft geen middel om de zonden af te wassen. Iemand die de wet overtreedt, sterft zonder barmhartigheid. Dit is de eis van de wet: “Iemand die [de] wet van Mozes verworpen heeft, sterft zonder ontferming op [het woord van] twee of drie getuigen” (Hb 10:28). De wet is per definitie ook negatief. Hij bestaat hoofdzakelijk uit dingen die worden verboden. De wet sluit aan bij de zondige natuur van de mens.De wet laat niet zien Wie God ten volle is, maar toont Hem in Zijn heilige en rechtvaardige eisen. Wie God ten volle is, zien we alleen in de Heer Jezus. De wet geeft aan wat de mens moet zijn en maakt openbaar wat hij is. De mens is geneigd alles te overtreden wat hier geboden en verboden wordt. De eerste vier geboden betreffen de verhouding tot God, de volgende zes die tot de naaste. Dit onderscheid noemt de Heer Jezus ook als Hij, als een samenvatting van de wet, spreekt over het liefhebben van God boven alles en het liefhebben van de naaste als zichzelf (Mt 22:36-40).[Voor een uitvoeriger bespreking van de functie van de wet voor de christen, zie het boekje De Christen en de Wet.]Het eerste gebod
Dit gebod bekrachtigt dat er maar één God is en dat die God absoluut soeverein is: “Wat dan het eten van de afgodenoffers betreft, wij weten dat een afgod niets is in [de] wereld, en dat er geen God is dan Eén. Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in [de] hemel, hetzij op aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn), dan is er toch voor ons maar één God, de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem; en één Heer, Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn, en wij door Hem” (1Ko 8:4-6). God duldt niets naast Zich aan wie of waaraan eer wordt gegeven. De mens is een zondaar. Hij heeft zich van God afgewend. Hij kan echter niet zonder een voorwerp van verering. God weet dat. Hij kent het hart van de mens. Daarom verbiedt Hij de mens om andere goden te bezitten.Het tweede gebod
Dit gebod maakt duidelijk dat de verering van God op een geestelijke wijze moet gebeuren. Elke afbeelding van God die een mens maakt, is een product van zijn menselijke, door de zonde verdorven geest. Een dergelijk product moet een gedrocht zijn, een belediging van God. Het is het naar beneden halen van de enige, soevereine God naar het niveau van de mens of van het schepsel. Alsof God gelijk is aan wat Hij heeft gemaakt.De oproepen in het Nieuwe Testament zijn: “Ontvlucht de afgodendienst” (1Ko 10:14) en: “Wacht u voor de afgoden” (1Jh 5:21). Afgoderij is alles wat van God en de Heer Jezus afvoert en Hun plaats inneemt.Het maken van een beeld wil ook zeggen dat je jezelf een idee van God vormt dat jou wel past. Het is een god die je zelf hebt uitgedacht. Het is niet de God van de Bijbel, waarin Hij Zich voorstelt als Licht, “God is licht” (1Jh 1:5), en als Liefde, “God is liefde” (1Jh 4:8; 16). Wie het ene wezenskenmerk van God benadrukt ten koste van het andere, heeft een voorstelling van God die verkeerd is. Als de mens de ware kennis van God – zoals Hij wordt geopenbaard in de Bijbel – opgeeft, zal hij vervallen tot afgoderij, de verering van de materie, waar demonen achter schuilgaan.In het dienen van God mag niets van de schepping worden ingevoerd. Een dienst die door de mens in een bepaalde vorm is gegoten (liturgie), mag geen plaats hebben.Het derde gebod
De Naam is het wezen van God. Eerbied voor die Naam past de mens. Het ijdel gebruik wil zeggen Zijn Naam noemen om de eigen woorden kracht bij te zetten (vgl. Mt 5:33-37) of in situaties waarbij Zijn Naam wordt verbonden aan eigen wil en zonde.We kunnen dit ook toepassen op het samenkomen van de gelovigen. Als we belijden tot de Naam van de Heer Jezus samen te komen (Mt 18:20), maar we regelen de dienst zelf, wordt Zijn Naam ook ijdel gebruikt.Het vierde gebod
God verbiedt de mens op de zevende dag enig werk te doen. Hij verbindt het met Zijn rust, nadat Hij de hemel en de aarde in de zes voorgaande dagen heeft gemaakt (Gn 2:2-3). Door het houden van deze dag kan de mens bij uitstek laten zien dat hij zijn plaats in de schepping kent en die wil innemen ten opzichte van God. God wil dat Zijn volk deelt in Zijn rust en dat bewust doet. Daarom begint dit gebod met “gedenk”.De zondag is niet in de plaats van de sabbat gekomen. Daarvoor geeft het Nieuwe Testament ons geen enkele aanwijzing. De sabbat hoort bij de wet en de oude schepping. De sabbat is niet van toepassing op de christen, want een christen is “niet onder [de] wet, maar onder [de] genade” (Rm 6:14). De christen hoort ook niet bij de oude schepping, want hij is in Christus “een nieuwe schepping” (2Ko 5:17; Gl 6:15).Wel is de eerste dag van de week bij uitstek de dag waarop de nieuwtestamentische gelovige terugdenkt aan de verlossing uit de macht van de zonde. De Heer Jezus heeft daarvoor het avondmaal ingesteld dat we op de eerste dag van de week mogen vieren. Hij heeft daarbij gezegd: “Doet dit tot Mijn gedachtenis” (1Ko 11:24-25). Daarmee vraagt Hij om aan Hem te denken en aan het werk dat Hij voor onze verlossing heeft volbracht.Het vijfde gebod
Het vijfde tot en met het negende gebod gaan over ons gedrag ten opzichte van de naaste in de samenleving. Elk van die geboden heeft een nieuwtestamentische tegenhanger.Na eerbied voor God behoort de mens eerbied te hebben voor zijn naaste en daarbij in de eerste plaats voor zijn ouders. De ouders vertegenwoordigen het gezag van God in de schepping. God koppelt een bijzondere belofte aan gehoorzaamheid aan dit gebod. Dit gebod wordt door de apostel Paulus aangehaald als hij zich tot kinderen richt en tegen hen zegt dat zij hun ouders gehoorzaam moeten zijn (Ef 6:1-3). Met de aanhaling van dit vijfde gebod van de wet onderstreept de apostel het belang van gehoorzaamheid. Hij haalt dit gebod niet aan omdat de gelovige nog onder de wet zou zijn. Juist de brief aan de Efeziërs heeft met de wet, die regels geeft voor het leven van een aards volk, geen enkele verbinding. Die brief plaatst de gelovige juist in de hemel, van waaruit zijn leven wordt bestuurd. Dat feit brengt de gelovige natuurlijk niet tot een handelen in strijd met de wet. Waar het om gaat, is dat aan dit vijfde gebod geen sanctie wordt verbonden zoals dat bij andere geboden wel het geval is, maar integendeel een belofte. Dat maakt dit gebod tot een bijzonder gebod. In het gebod zoals we dat hier in Exodus lezen, wordt niet over ‘gehoorzamen’ gesproken, maar over ‘eren’. ‘Eren’ is iemand de plaats geven die hem toekomt en houdt tevens gehoorzaamheid in. Eren gaat verder dan gehoorzamen. Als kinderen een bepaalde leeftijd hebben bereikt en zelfstandig wonen of getrouwd zijn, is gehoorzaamheid niet meer aan de orde, terwijl eren wel een opdracht blijft.Het zesde gebod
Het zesde gebod eist eerbied voor het leven als door God geschapen. Het leven behoort Hem toe. In plaats van het gebod om niet te doden is de gelovige door het nieuwe leven – dat is de Heer Jezus Die zijn leven is – in staat gesteld zijn leven te geven voor de broeder: “Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons heeft afgelegd; ook wij behoren het leven voor de broeders af te leggen” (1Jh 3:16).Het zevende gebod
Het huwelijk is een instelling van God. Wat Hij heeft samengevoegd, laat een mens dat niet scheiden (Mt 19:3-6). Gods bedoeling is dat in huwelijken van de gelovigen de verbinding gezien wordt die bestaat tussen Christus en de gemeente (Ef 5:22-33).Het achtste gebod
Dit gebod eist eerbied voor de bezittingen van de ander, voor wat de ander van God heeft toevertrouwd gekregen. In plaats van iets te ontvreemden wordt de gelovige opgeroepen aan anderen te geven: “Laat hij die een dief was, niet meer stelen, maar veeleer arbeiden en met zijnHet negende gebod
Hier is sprake van de verschuldigde eerbied voor de ander als persoon. Vals getuigen gebeurt als God niet voor de aandacht staat. In plaats van het spreken van onwaarheid wordt de gelovige voorgehouden dat hij de waarheid spreekt en dingen zegt die de ander opbouwen en niet afbreken: “Legt daarom de leugen af en spreekt [de] waarheid, ieder met zijn naaste, want wij zijn leden van elkaar. … Laat geen vuil woord uit uw mond komen, maar veeleer één dat goed is tot opbouwing waar dat nodig is, opdat het genade geeft aan hen die horen” (Ef 4:25; 29).Het tiende gebod
Dit gebod betreft onszelf, wat er in ons is ten opzichte van de naaste. Dit gebod toont het wezen van de zonde aan. Het leert een mens de zonde kennen. Het legt de zonde in de diepten van ons hart bloot (Rm 7:7). De gelovige is door de Heilige Geest in staat verlangens te hebben die God verheerlijken. Hij mag die verlangens “door gebed en smeking met dankzegging” bij God bekendmaken (Fp 4:6).
Copyright information for
DutKingComments