Exodus 22:6

Bijzondere vormen van onteigening

In Ex 22:5 is sprake van opzet. Iemand steelt de vrucht van het land van een ander om er zijn eigen vee mee te voeden en daardoor de vrucht van zijn eigen land te ontzien. Hier wordt een ander opzettelijk benadeeld om zelf geen verlies te hoeven lijden. De schadevergoeding houdt echter in dat hij het beste deel van zijn eigen veld of wijngaard aan de benadeelde moet geven. Het is dan ook zaak het eigen bezit in de hand te houden en het niet tot schade van anderen te laten zijn. Het is in geestelijk opzicht altijd belangrijk dat we onze gaven gebruiken tot welzijn van anderen en niet om hun schade te berokkenen.

In Ex 22:6 lijkt niet direct opzet in het spel. Het gaat om iemand die brand sticht om doornstruiken te verbranden. Hij houdt het vuur echter niet in de hand. Het wordt een uitslaande brand, waardoor koren van het veld van een ander door het vuur wordt verteerd. De schadevergoeding bestaat uit een volledige betaling van de waarde van wat verloren is gegaan.

Als een geestelijke toepassing kunnen we denken aan het volgende. Een brand stelt oordeel voor. Doornstruiken zijn een gevolg van de zonde. Als de zonde zich openbaart, moet die worden geoordeeld. Het kan gebeuren dat het oordeel over de zonde in de gemeente, een handeling van tucht, te ver wordt doorgevoerd. Tucht moet worden toegepast, en als die zijn doel heeft bereikt, ook weer worden opgeheven.

Als iemand tot inkeer komt en de tucht wordt niet opgeheven, dan wordt iemand de zegen van de gemeenschap ten onrechte onthouden. Hij kan, om zo te zeggen, niet genieten van de vruchten van het land. Als tucht zijn doel heeft bereikt, moet die worden opgeheven, “opdat zo iemand niet door de overmatige droefheid wordt verslonden” (2Ko 2:7). De vergoeding die moet worden gegeven is “dat u hem van [uw] liefde verzekert” (2Ko 2:8).

In een persoonlijke toepassing kunnen we denken aan mensen die driftig van aard zijn. Zij zijn direct bereid om in te grijpen als een zonde zich voordoet. Het is wel goed om dan in te grijpen, maar door hun driftige aard gaan ze wel eens te ver en veroordelen de hele persoon. Op die manier roeien ze met het onkruid ook de tarwe uit. Dan moeten zij hun verkeerde of te ver doorgeschoten aanpak belijden en de ander weer aanvaarden in het goede dat ook in hem is.

Copyright information for DutKingComments