Exodus 24:7

Verbondssluiting

De in de vorige hoofdstukken meegedeelde verordeningen worden door Mozes aan het volk meegedeeld. Evenals in Exodus 19 belooft het volk alles te doen wat de HEERE heeft gezegd (Ex 19:8). Daar zeggen ze dit, voordat ze hebben gehoord wat de HEERE dan wel wil. Nu hebben ze Zijn verordeningen gehoord en zeggen ze hetzelfde. Helaas is er geen kennis van zichzelf. Die kennis zullen ze opdoen juist aan de hand van de verordeningen van de HEERE. Hierdoor zal duidelijk worden hoezeer ze falen in hun belofte.

Mozes stelt alles op schrift en legt het daarmee vast voor de komende geslachten. Zodra er een verlost volk is, een volk dat God voor Zichzelf heeft afgezonderd, legt Hij Zijn gedachten voor en over dat volk vast in het geschreven Woord. De eerste keer dat een gebeurtenis in een boek geschreven moet worden, vinden we in Exodus 17 (Ex 17:14). God maakt Zijn gedachten bekend in het geschreven Woord. Iedereen kan weten wat God wil. Zijn onveranderlijke Woord kan steeds weer worden geraadpleegd.

Daarna bouwt Mozes onder aan de berg een altaar van twaalf stenen. Het is alsof hij beseft dat het volk nooit zal kunnen volbrengen wat het heeft beloofd en dat het alleen voor God kan bestaan op de grondslag van een offer. De offers spreken van de Heer Jezus en van het werk dat Hij aan het kruis heeft volbracht. Het brandoffer is in zijn geheel voor de HEERE (Lv 1:1-17) en het dankoffer is een gemeenschapsoffer waarin de gemeenschap tussen de HEERE en Zijn volk tot uitdrukking wordt gebracht (Lv 3:1-17).

Hij laat jonge mannen, waarschijnlijk de eerstgeborenen, brandoffers en dankoffers brengen. Dit werk zal later door priesters en Levieten – die de plaats van de eerstgeborenen zullen innemen (Nm 3:12) – worden overgenomen. Mozes neemt jonge mannen, een nieuwe generatie, om daarin als het ware te laten zien dat de grondslag van het offer de enige grondslag is waarop een mens voor God kan bestaan. De oudsten zijn verbonden met de wet en op die grondslag zal het onmogelijk blijken tot God te naderen.

Mozes leest de inhoud van het boek aan het volk voor (Ex 24:7). Hij stelt hen op de hoogte van de voorwaarden van het verbond. Voor de derde keer verklaart het volk dat zij zich eraan zullen houden. Ze zeggen het zelfs nog sterker dan in Ex 24:3, want ze zeggen hier niet alleen dat ze zullen “doen”, maar voegen eraan toe dat ze ook zullen “gehoorzamen”.

Dan houdt Mozes het volk aan hun woord. Even plechtig als het volk heeft verklaard zich aan het verbond van de HEERE te houden, legt Mozes dit verbond vast. Dit gebeurt door bloed te sprenkelen op het altaar en op het volk en het boek. De besprenkeling van het boek wordt hier niet genoemd. Toch is dat volgens wat we in Hebreeën 9 lezen wel gebeurd (Hb 9:19).

De besprenkeling van het volk lijkt te betekenen dat ze erdoor worden herinnerd aan de dood als straf voor de ongehoorzaamheid. De besprenkeling van het boek toont dat de dood als grondslag van alles nodig is. Daarom is zelfs het hele systeem van de wet niet zonder bloed ingewijd. Het boek bevat de voorwaarden voor het verbond, het volk is het verbondsvolk en het altaar stelt de HEERE voor, de oorsprong van het verbond.

Het bloed is Gods antwoord op de herhaalde belofte van het volk dat ze zullen doen wat God zegt. Het bloed is leven uitgestort in de dood. Dit is wat met Israël zal gebeuren als het de woorden van de HEERE overtreedt. Van dit bloed gaat dreiging uit.

Dit bloed staat tegenover het bloed van het nieuwe verbond. Daarvan gaat verzoening, vergeving en zegen uit. Daarmee zijn wij, nieuwtestamentische gelovigen, besprenkeld (1Pt 1:2; Hb 12:24). In de waarde van dat bloed kunnen wij, die niet beter zijn dan zij die onder het oude verbond zijn geweest, voor God staan. Dat is wat de brief aan de Hebreeën duidelijk maakt.

Copyright information for DutKingComments