Exodus 26:6

Tentkleden van fijn linnen

God begint de beschrijving van het gebouw zelf met wat het heiligdom bedekt. Van die bedekking noemt Hij eerst wat het meest aan het oog van de mens die er van buitenaf tegenaan kijkt, is onttrokken. Alleen de priesters kunnen, als zij in het heiligdom zijn, in het licht van de kandelaar, de gekleurde tentkleden zien. Het onderste, meest verborgen tentkleed heeft vier elementen: “dubbeldraads fijn linnen en blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode [wol]”.

1. Het “dubbeldraads fijn linnen” spreekt van een krachtig dienen in reinheid en zuiverheid. Dat zien we in het leven van de Heer Jezus. Het evangelie naar Markus stelt Hem als de ware Dienaar voor.

2. Het “blauwpurper” doet eraan denken dat Hij de Mens uit de hemel is. Zo zien we Hem in het evangelie naar Johannes.

3. Het “roodpurper” toont Hem in Zijn heerlijkheid als de Zoon des Mensen. Op die manier ontmoeten we Hem in het evangelie naar Lukas.

4. Het “scharlakenrood” toont Hem in Zijn aardse heerlijkheid als Messias. Zo beschrijft het evangelie naar Mattheüs hem.

Op de tentkleden moeten cherubs worden gemaakt. Cherubs zijn engelfiguren die er als het ware op toezien dat de dienst in Gods heiligdom gebeurt op een wijze die past bij Gods heiligheid. Deze engelen zien er in werkelijkheid op toe dat aan Gods recht wordt voldaan en voeren ook het vonnis van Godswege uit (vgl. Gn 3:24).

Er zijn tien tentkleden. Die moeten tot twee grote kleden worden gemaakt door twee keer vijf tentkleden aan elkaar vast te maken. Het getal vijf wijst op verantwoordelijkheid. We hebben vijf vingers aan elke hand en vijf tenen aan elke voet. Het getal tien wijst op een dubbele verantwoordelijkheid. We hebben een verantwoordelijkheid tegenover God en we hebben een verantwoordelijkheid tegenover de mensen om ons heen. De wet bestaat uit tien geboden, met geboden die de verhouding tot God regelen en geboden die de verhouding tot de mensen regelen.

De Heer Jezus heeft in alles volmaakt beantwoord aan de wil van God. Zijn handen en voeten heeft Hij helemaal beschikbaar gesteld voor het doen van Gods wil. Dat behoort ook het kenmerk van ons leven als gelovigen te zijn. Wij lezen immers dat wij, nadat wij zijn gedoopt, bekleed zijn met Jezus Christus (Gl 3:27), wat dan ook zichtbaar moet zijn (Rm 13:14).

Dat vijf tentkleden op nauwe wijze aan elkaar verbonden zijn, betekent niet dat er tussen de twee kleden van elk vijf tentkleden geen nauwe verbinding is. Het geheel van tien tentkleden blijft bestaan. De beide grote kleden worden namelijk voorzien van een rij van vijftig (= vijf keer tien) blauwpurperen lussen. Deze lussen “moeten precies tegenover elkaar gezet zijn”. De lussen worden met gouden haken aan elkaar verbonden, “zodat de tabernakel één geheel is”.

We zien hier dat dit schitterende kleed “de tabernakel” wordt genoemd. Dit is de eigenlijke woonplaats van God. Het is een prachtige illustratie van Christus en de gemeente die door Zijn werk op het kruis is ontstaan. Wat we in de volmaakte samenstelling van de tentkleden voorgesteld vinden, is een zinnebeeldige weergave van wat Paulus in Efeziërs 2 zegt: “Terwijl Jezus Christus Zelf hoeksteen is, in Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, opgroeit tot een heilige tempel in de Heer” (Ef 2:20b-21).

De haken en de lussen waarmee de tentkleden aan elkaar worden verbonden, zijn wel eens vergeleken met de groeten die worden gedaan. Groeten die worden meegegeven en gedaan van de ene gemeente aan de andere of van de ene gelovige aan de andere, zijn een praktische uiting van de verbinding die er is tussen plaatselijke gemeenten en tussen gelovigen. We vinden die groeten aan het einde van meerdere brieven in het Nieuwe Testament.

Copyright information for DutKingComments