Exodus 3:12

Eerste bezwaar en Gods antwoord

Mozes komt met zijn bezwaren. Hij ziet zichzelf als

1. onbekwaam,

2. onwetend,

3. ongeloofwaardig en

4. niet spreekvaardig, waarna hij ten slotte zegt dat hij

5. niet wil.

Mozes zit vol met bezwaren. Uit zijn eerste bezwaar blijkt dat hij zichzelf totaal niet op zijn taak berekend vindt. Toen hij nog in Egypte was, zou hij het wel even doen. Daar vormt zijn zelfverzekerde ‘ik’ de verhindering voor Gods werk. Nu vormt zijn nederige ‘ik’ de verhindering. Als God roept, komt het er niet op aan wie wij zijn, maar gaat het er om Wie Hij is. Hij zegt: “Ik zal met u zijn.”

Dit antwoord geeft de HEERE ook aan Gideon als hij eenzelfde bezwaar als Mozes inbrengt tegen de opdracht die hij van Hem krijgt: “Maar hij zei tegen Hem: Och, mijn heer! Waarmee zal ik Israël verlossen? Zie, mijn geslacht is het armste in Manasse en ik ben de jongste in mijn familie. Maar de HEERE zei tegen hem: Omdat Ik met u zal zijn, zult u Midian verslaan alsof [het maar] één man [was]” (Ri 6:15-16; vgl. Jr 1:8).

Mozes krijgt er ook een teken bij en dat is dat hij en het volk God op Zijn berg zullen dienen. Daarmee geeft God ook het eigenlijke doel van de verlossing van Zijn volk: dat zij Hem zullen dienen. Dienen wil hier zeggen als slaaf dienen. Tot nu toe heeft het volk de Egyptenaren als slaven gediend; na hun verlossing zullen ze God dienen en Hem als Zijn volk vereren (vgl. 1Th 1:9).

Zo snel als Mozes de eerste keer heeft gehandeld en de Egyptenaar heeft doodgeslagen, zo traag is hij nu om aan Gods roeping gehoor te geven. De man die de vooruitstrevendheid van de menselijke natuur heeft getoond, toont nu een terughoudendheid die ook uit de menselijke natuur voortkomt. Allebei kunnen ze geen plaats hebben in het werk van God.

Copyright information for DutKingComments