Exodus 3:7-8

Mozes moet naar de farao

God zegt tegen Mozes dat Hij heeft gezien wat Zijn volk wordt aangedaan en dat Hij heeft gehoord hoe ze daarover jammeren. Hij is bekend met hun smarten. Dat brengt Hem tot handelen. Hij is neergekomen om hen te verlossen en naar een land te brengen dat Hij voor hen heeft uitgezocht. Mozes is de man die Hij wil gebruiken om Zijn voornemen uit te voeren, dat wil zeggen het eerste deel ervan, dat is het volk uit Egypte leiden. God weet dat Mozes het beloofde land niet zal binnengaan.

Dat het een land is dat overvloeit van melk betekent dat het uitermate geschikt is voor veeteelt. Het sappige weideland zal ervoor zorgen dat de geiten, schapen en koeien veel melk geven. Het overvloeien van honing is nog een bewijs van de rijkdommen van de bodemgesteldheid van het land. De uitdrukking “overvloeit van melk en honing” komt hier voor de eerste keer voor en komt hierna nog vele keren voor (Ex 3:8; 17; Lv 20:24; Nm 13:27; Nm 14:8; Nm 16:13-14; Dt 6:3; Dt 11:9; Dt 26:9; 15; Dt 27:3; Dt 31:20; Jz 5:6; Jr 11:5; Jr 32:22; Ez 20:6; 15).

In het neerkomen van God en het zenden van Mozes zien we een beeld van wat God heeft gedaan door Zijn Zoon. De Heer Jezus is naar de aarde neergedaald om mensen die onder het juk van de zonde zuchten te verlossen. Net als bij Israël heeft Hij niet vanuit de hemel gesproken, maar is Hij uit de hemel op aarde gekomen. Hij heeft dat gedaan om allen die in Hem geloven in het hemelse land te brengen, dat wil zeggen hun “alle geestelijke zegening in de hemelse [gewesten]” te geven (Ef 1:3).

Copyright information for DutKingComments