Exodus 30:2

Het reukofferaltaar

In dit hoofdstuk komen de voorwerpen aan de orde die nodig zijn om als priester tot God te naderen. Het begint met het reukofferaltaar. Het reukofferaltaar is het tweede altaar. Het staat in het heilige, vlak voor het voorhangsel. Het eerste altaar, het brandofferaltaar, staat in de voorhof. Het brandofferaltaar is van koper, het reukofferaltaar is van goud. Koper spreekt van de gerechtigheid van God, goud spreekt van de heerlijkheid van God.

Het reukwerk stelt gebed en aanbidding voor (Ps 141:2; Op 5:8). Het altaar is een beeld van de Heer Jezus. Hij brengt ons reukwerk, dat zijn onze gebeden en aanbidding, bij God (Op 8:3-4), waardoor het voor God aangenaam wordt. Dat het altaar “vóór het verzoendeksel” wordt geplaatst, herinnert ook aan de Heer Jezus als de Voorspraak bij de Vader: “Als iemand zondigt, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige” (1Jh 2:1).

De maten van het reukofferaltaar zijn kleiner dan die van het brandofferaltaar. Het brandofferaltaar is er dan ook voor alle mensen: iedereen kan behouden worden op grond van het werk van de Heer Jezus. Het reukofferaltaar is alleen voor hen die behouden zijn, die als priesters met aanbidding tot God kunnen naderen.

De draagstokken wijzen erop dat het een dienst is die in de woestijn plaatsvindt. We mogen in de geest ingaan in het heiligdom, terwijl onze voeten nog op aarde staan.

Het offeren van het reukwerk wordt direct verbonden aan het aansteken van de lampen door Aäron. Dat spreekt ervan dat Goddelijk licht nodig is om God te aanbidden. We moeten weten hoe Hij wil dat we Hem aanbidden (Jh 4:24). Er mag niets bij zijn van onszelf, van onze eigen gedachten. God wil van ons over Zijn Zoon horen wat Hij in Hem ziet. In Zijn Woord heeft Hij bekendgemaakt hoe Hij over Zijn Zoon denkt (Mt 3:17; Mt 17:5). Door Zijn Geest mogen wij dat ook zien.

Copyright information for DutKingComments