‏ Exodus 32:1

Het volk vraagt om afgoden

In de vorige hoofdstukken hebben we gezien Wie God is. Hier zien we wie de mens, Zijn volk, is. We leren God daardoor meer bewonderen, want ondanks de zonde van het volk wordt vanaf Exodus 35 de tabernakel gebouwd. God komt wonen bij een volk dat zich zó heeft misdragen.

Het volk wordt ongeduldig. Mozes blijft ook zo lang weg. Dat Mozes ten behoeve van hen op de berg is, beseffen ze niet. Ze spreken over hem als “die Mozes”. Daarin klinkt minachtig door. Er is ook geen enkel vertrouwen meer in hem en in de HEERE, want ze “weten niet wat er met hem gebeurd is”. En dat terwijl ze hem de wolk van Gods tegenwoordigheid hebben zien binnengaan.

Mozes is hier een beeld van de Heer Jezus Die naar de hemel is gegaan. Omdat de Heer Jezus zo lang wegblijft, is de christenheid de gedachte aan Zijn terugkomst kwijtgeraakt. De hoop is verdwenen. Dat Hij in de hemel is om Zich daar voor Zijn volk in te zetten, heeft geen enkele betekenis. Het gevolg is dat christenen elkaar gaan mishandelen en zich met de wereld gaan verbinden, zoals de Heer Jezus dat in een gelijkenis voorstelt (Mt 24:48-49).

Door het voorstel van het volk aan Aäron om goden te maken verwerpt het volk Mozes. Dat komt omdat zij, nu ze Mozes niet meer in hun midden hebben, zich in hun harten weer naar Egypte hebben gekeerd. Ze verstoten Mozes en zijn woorden. Heeft hij hun niet onlangs nog voorgehouden dat zij naast de HEERE geen andere goden zullen maken, noch van zilver noch van goud (Ex 20:23)? Maar ze willen hem niet gehoorzamen.

Zo handelt de christenheid ook ten aanzien van Christus. De stemmen om tastbare dingen in te voeren in het beleven van de godsdienst worden steeds sterker. Het is omdat men niet naar Christus en Zijn Woord wil luisteren. Dan komt men met zulke voorstellen.

Copyright information for DutKingComments