Exodus 32:11

Mozes pleit voor het volk

Mozes zoekt “het aangezicht van de HEERE, zijn God” om Hem “gunstig te stemmen”. De HEERE is zijn God. Hij kent Hem. Hij is immers al veertig dagen met Hem in gesprek? Zijn reactie roept diepe bewondering op. Mozes gaat niet in op het voorstel van God. Elk eigenbelang ontbreekt. Hij neemt de woorden van God niet over, maar spreekt tot God over “Uw volk, dat U … uit het land Egypte geleid hebt”.

Voor zijn pleidooi ten gunste van het volk doet Mozes op twee dingen een beroep. Het eerste beroep is op Gods Naam en faam onder de Egyptenaren. Door Zijn macht te betonen aan Egypte is Israël tot Zijn volk geworden. Ten tweede herinnert hij God aan de beloften die Hij aan de aartsvaders heeft gedaan. Die beloften zijn onvoorwaardelijk gedaan, onafhankelijk van de trouw van de mens.

De uitkomst van Mozes’ pleidooi is dat de HEERE terugkomt op Zijn voornemen om Zijn volk kwaad te doen. God wil Zich laten verbidden. Hij gebruikt het gebed, de voorbede van de Zijnen, in de weg die Hij gaat met Zijn volk en met ieder van de Zijnen. De eerste grond voor het gebed is ook voor ons dat we God eraan herinneren dat Hij ons heeft verlost uit de wereld. De tweede grond voor ons gebed is wat Hij heeft gezegd in Zijn Woord. Daaraan wil Hij altijd door ons herinnerd worden. Niet omdat Hij het vergeten is, maar om te merken dat wij het niet vergeten zijn, dat we bij de beloften van Zijn Woord leven.

Copyright information for DutKingComments