‏ Exodus 38

Het brandofferaltaar en zijn voorwerpen

Na het eigenlijke gebouw en de voorwerpen die daarbij horen, worden de voorwerpen gemaakt die vóór het gebouw staan. Eerst wordt het brandofferaltaar gemaakt. Op dit altaar worden de offers gebracht die de Israëliet vrijwillig aan de HEERE brengt en ook de offers die hij in bepaalde gevallen verplicht is te brengen. De offerdienst bij dit altaar komt in het volgende boek, Leviticus, uitvoerig aan de orde.

Dit altaar is de ontmoetingsplaats waar God met Zijn volk samenkomt. De grondslag is het gedurig brandoffer dat daarop wordt gebracht (Ex 29:38-45). In de brief aan de Hebreeën wordt duidelijk gemaakt dat dit altaar en het offer daarop in Christus hun vervulling hebben gekregen. Wie nu nog vasthoudt aan dit letterlijke altaar, heeft geen deel aan de christelijke gemeenschap (Hb 13:10).

Zie ook het commentaar bij Exodus 27:1-8.

Het koperen wasvat

Hier wordt als bijzonderheid vermeld dat vrouwen het materiaal voor het wasvat leveren in de vorm van hun spiegels. Dat, waarin zij zichzelf bekijken en waardoor hun ijdelheid gestreeld wordt, wordt ingeleverd om er het wasvat van te maken. Het heeft iets gekost om dit voor hen toch belangrijke hulpmiddel af te staan. Dat doet iemand alleen als er iets beters voor in de plaats terugkrijgt. Dat is hier ook zo.

Het wasvat stelt het Woord van God voor. Dat wordt ook vergeleken met een spiegel (Jk 1:23-25). De spiegel van de vrouwen geeft een volledig beeld van wie erin kijkt, maar is geen middel om het verkeerde te veranderen. De spiegel van het Woord van God geeft ook een volledig beeld van wie zichzelf daarin bekijkt, maar geeft wel een middel tot verandering. Wie zichzelf als zondaar ziet, leest er ook in hoe er vergeving en aanneming door God kan plaatsvinden.

Vrouwen leveren bij diverse gelegenheden een wezenlijke bijdrage aan het werk van God. Zij

1. dienen de Heer met hun goederen (Lk 8:1-3);

2. zitten aan Zijn voeten (Lk 10:39);

3. zalven Hem (Lk 7:37-38; Jh 12:3);

4. zijn bij het kruis (Jh 19:25);

5. zijn bij het graf na Zijn opstanding (Mt 28:1-6);

6. zien Hem na Zijn opstanding het eerst (Mt 28:7-9);

7. zijn Zijn boodschappers (Mt 28:10; Jh 20:16-18);

8. nemen in Filippi als eersten het evangelie aan (Hd 16:13-15);

9. vormen mede de kern van de gemeente (Hd 1:14).

Zie ook het commentaar bij Exodus 30:17-21.

De gordijnen en hun pilaren

Het gebouw en de voorwerpen die ervoor staan, worden aan de zuidkant, de noordkant, de westkant en een gedeelte van de oostkant omgeven door linnen kleden die omhoog worden gehouden door pilaren. Van de oostkant wordt nog als bijzonderheid opgemerkt dat het de kant is “waar de zon opkomt”. De zon komt nergens anders op dan in het oosten. Door dit toch zo te vermelden kan niet anders betekenen dan dat de aandacht wordt gevestigd op de opgaande zon.

Dat doet denken aan de Heer Jezus. Zacharia spreekt in zijn lofzang over Hem als “[de] Opgang uit [de] hoogte” (Lk 1:78). In de toekomst “zal naar Zijn tempel komen die Heere” (Ml 3:1) en “zal de Zon der gerechtigheid opgaan” (Ml 4:2).

Zie ook het commentaar bij Exodus 27:9-15,17-18.

Het gordijn voor de poort

Het overgebleven gedeelte van het gordijn aan de oostkant is anders dan de rest. Het is een gordijn voor de poort van de voorhof en is gekleurd. Alleen via deze poort kan iemand naar binnen.

Zie ook het commentaar bij Exodus 27:16.

De koperen pinnen

In de tabernakel hebben pilaren hun plaats, maar ook tentpinnen. Pilaren zijn indrukwekkend, terwijl tentpinnen onbetekenend lijken. Toch zijn beide nodig. In de gemeente zijn mannen als “Jakobus, Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn” (Gl 2:9). Er zijn echter ook talloze mannen en vrouwen van wie wij geen naam weten, maar die bij God bekend zijn. Allen zijn nodig. Zonder pilaren kan er geen gebouw zijn; zonder tentpinnen blijven de pilaren niet staan.

Zie ook het commentaar bij Exodus 27:19.

De kosten van de tabernakel

Alles wordt geteld. Voor God is elk offer, elke bijdrage aan de tabernakel, Zijn woning, in tel. Het wordt voor Hem in gedachtenis gebracht (Ex 30:16). Ook wij moeten tellen of alles er nog is, of we niet bepaalde waarheden tekortdoen, die onderbelichten, terwijl we andere waarheden onevenredig benadrukken.

Het goud van de tabernakel komt van de vrijwillige gaven. Het zilver komt van de getelden. Dat wil zeggen dat het bedrag aan zilver voor iedereen hetzelfde is, want ieder van de getelden moet een halve sikkel betalen (Ex 30:11-16).

Van dit zilver worden de voetstukken van het heiligdom gegoten. Dat wil zeggen dat iedereen op dezelfde basis deel uitmaakt van het huis van God. Hoe verschillend we overigens ook kunnen zijn, we hebben allemaal de fundamentele waarheden van Christus’ verzoeningswerk nodig. Alleen het geloof daarin maakt dat we deel uitmaken van Gods huis, de gemeente.

Copyright information for DutKingComments