Exodus 40:36-38

De wolk vervult de tabernakel

Een machtig moment breekt aan, het doel van al het voorgaande werk: God komt bij Zijn volk wonen. De wolk, het symbool van Gods tegenwoordigheid, neemt bezit van de tabernakel. Wat Hij later tegen Ezechiël zegt met betrekking tot de tempel, geldt vanaf nu voor de tabernakel: “[Dit] is de plaats van Mijn troon en de plaats van Mijn voetzolen, waar Ik voor eeuwig wonen zal onder de Israëlieten” (Ez 43:7a). Voor de nieuwe tempel geldt dat “voor eeuwig”. Voor de tabernakel geldt dat tot het moment dat de ark wordt buitgemaakt door de Filistijnen. Dan is het “Ikabod”, dat betekent ‘weg is de eer’ (1Sm 4:21-22). De heerlijkheid keert terug als Salomo de tempel heeft gebouwd (1Kn 8:10-11). De heerlijkheid verdwijnt door de zonde van het volk echter ook weer uit de tempel (Ez 8:4; Ez 9:3; Ez 10:4; 18; Ez 11:23).

Maar als de Heer Jezus is geboren, verschijnt in Hem de heerlijkheid van God opnieuw op aarde om onder Zijn volk te wonen: “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van een eniggeborene van een vader) vol van genade en waarheid” (Jh 1:14). Die heerlijkheid is in de verwerping van de Heer Jezus echter verworpen.

Na Zijn opstanding en hemelvaart is de heerlijkheid van God op de Pinksterdag in de Heilige Geest weer op aarde komen wonen. Hij woont in deze tijd in de gemeente als geheel (Ef 2:21-22; Hd 2:1-4) en in het lichaam van de individuele gelovige (1Ko 6:19).

Copyright information for DutKingComments