Exodus 7:13

Een wonderteken voor de farao

Voordat de plagen losbarsten, wordt in het wonderteken dat de farao vraagt als het ware een laatste kans aan hem gegeven aan de eis van God tegemoet te komen. Maar hij luistert niet. Integendeel, hij wil de kracht van het wonderteken tenietdoen door het zijn tovenaars na te laten doen. Iets imiteren wat van God komt, is altijd een succesnummer van de satan geweest. Tallozen zijn daardoor al misleid en worden er nog dagelijks door misleid.

De verandering van de staf in een slang is een inleiding op de plagen. Dit keer is het de staf van Aäron en gebeurt dit teken voor de farao. Eerst is het de staf van Mozes en hij heeft hem voor het volk gebruikt (Ex 4:1-5). Omdat nu de staf van Aäron wordt gebruikt, heeft het teken een iets andere betekenis. De staf van Aäron zal gaan bloeien (Nm 17:8). Daardoor is aan de staf de kracht van leven uit de dood, de kracht van de opstanding verbonden.

Aäron is een beeld van de Heer Jezus als de opgestane Heer. Aäron komt bij de farao als degene in wiens hand de staf is. Hij heeft als het ware de staf gekregen die in de hand van Mozes is teruggekeerd en oefent daarmee nu zijn gezag uit. We zien bij de Heer Jezus dat Hij na Zijn opstanding zegt dat Hem “is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mt 28:18).

Dat zien wij nu nog niet in werkelijkheid, maar wel in het geloof (Hb 2:8-9). Als we naar de wereld kijken, lijkt het alsof de duivel de macht in handen heeft. Dat is echter schijn. De macht is in handen van de Heer Jezus en Hij geeft die aan wie Hij wil (Rm 13:1; Sp 21:1; Dn 2:21a). Hij staat boven alle machten en uiteindelijk verslindt Hij alle machten. Deze inleiding op de plagen toont ons dan ook tegelijk de afloop van de plagen: God is Overwinnaar, Hij doet elke tegenstand teniet.

Paulus noemt de namen van de tovenaars van de farao. Hij wijst op deze tovenaars, omdat in bepaalde naambelijdende christenen dezelfde verdorven karaktertrekken openbaar worden als bij deze tovenaars: “Zoals nu Jannes en Jambres zich tegen Mozes hebben verzet, zo verzetten ook dezen zich tegen de waarheid, mensen, bedorven van denken en verwerpelijk wat het geloof betreft” (2Tm 3:8). Het gaat om mensen die het christelijke geloof verderven, van wie Paulus tegen Timotheüs zegt: “Ogenschijnlijk bezitten zij Godsvrucht, maar de kracht daarvan verloochenen zij” (2Tm 3:5).

De plagen komen over Egypte, dat de wereld voorstelt. Door het noemen van de tovenaars in 2 Timotheüs 3 zien we dat de plagen ook betrekking hebben op de christenheid. Dat komt omdat de christenheid zich volledig met de wereld verenigt. Hierdoor deelt de christenheid in het oordeel dat God over de wereld laat komen. Daarom komt tot de ware christen de oproep: “Laat ieder die de Naam van [de] Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid” (2Tm 2:19b; vgl. Op 18:4).

Wij leven “in [de] laatste dagen” (2Tm 3:1). Het zijn de dagen waarin de tovenaars van de farao met hun toverkunsten proberen de kracht van Gods Woord weg te nemen. Er is hier nog geen onderscheid tussen Israël en Egypte (Ex 8:22), tussen de wereld en Gods volk. Daarom hebben wij er ook mee te maken.

Copyright information for DutKingComments