Ezekiel 12:3-16

Inleiding

Met dit hoofdstuk begint het derde onderdeel van het grote tweede deel. Dit onderdeel, dat Ezechiël 12-17 omvat, stelt de zonden van de leiders aan de kaak. Dit hoofdstuk gaat in op de valse profetieën die in omloop zijn dat de bevrijding van Jeruzalem spoedig zal gebeuren en dat de ballingen spoedig zullen terugkeren. Het onderwijs van deze hoofdstukken rekent met dit valse optimisme af.

De ballingschap uitgebeeld

Vanaf het begin heeft de HEERE Ezechiël erop voorbereid dat de weggevoerden van Zijn volk als geheel niet naar Zijn Woord zullen luisteren (Ez 2:3-8; Ez 3:7-9). Hier bevestigt Hij dat opnieuw (Ez 12:1-2). Als geheel zijn zij “een ongehoorzaam huis”. Hun ogen zijn blind voor hun zonden en hun oren zijn gesloten voor Gods Woord. De oorzaak daarvan is hun opstandigheid, zij zijn “een opstandig huis”.

Toch moet Ezechiël hun Gods boodschap overbrengen. Hij moet dat doen door zichtbare tekenhandelingen en een hoorbare verklaring daarvan. Hij moet een balling uitbeelden (Ez 12:3). Dat zou ertoe kunnen leiden dat zij “misschien zullen … inzien dat zij een opstandig huis zijn”. Het woord “misschien” geeft ruimte voor een sprankje hoop dat er toch een enkeling zal zijn die zal luisteren.

Het bevel van de HEERE voor dit optreden van Ezechiël toont Zijn grote goedertierenheid dat Hij zulke middelen gebruikt om de aandacht van het opstandige volk te trekken. Hij zegt tegen Ezechiël wat hij moet meenemen, wat hij daarmee moet doen en dat hij naar een andere plaats moet gaan. Ezechiël moet alles doen “voor hun ogen”, een uitdrukking die in de Ez 12:3-7 zeven keer voorkomt.

Ezechiël moet het toneelstuk in twee bedrijven opvoeren, één bedrijf overdag en het andere ’s nachts. Het eerste bedrijf, overdag, bestaat eruit dat hij voor hun ogen “de bagage voor ballingen”, dat wil zeggen niet meer dan het allernodigste, uit huis naar buiten moet brengen (Ez 12:4a; vgl. Jr 46:19). De opvoering van het tweede bedrijf vindt ’s nachts plaats (Ez 12:4b). Terwijl de ballingen staan toe te kijken, moet hij ’s avonds zelf naar buiten komen en wegtrekken, zoals ballingen wegtrekken.

Om het op een echte vlucht te laten lijken moet hij door de muur heen breken om een vluchtweg te maken en daardoor alles naar buiten brengen (Ez 12:5). Daarvoor moet hij alles op zijn schouder dragen, zoals ballingen dat doen (Ez 12:6). Het moet ’s nachts gebeuren. Ook moet hij zijn gezicht bedekken, zoals mensen dat doen die niet herkend willen worden. Tevens is het een teken dat hij het land niet ziet, want hij vertrekt eruit. Zo zullen ook zij, die nu nog in Jeruzalem wonen, het land niet meer zien waaruit ze als ballingen zullen worden weggevoerd.

De HEERE heeft Ezechiël als een wonderteken gegeven. In dit wonderteken wordt niet alleen de toekomst bekendgemaakt, maar het laat ook zien hoe die er uitziet. In en tijdens het optreden van Ezechiël wordt de toekomst heden. Wat gaat gebeuren, wordt in het wonderteken in werkelijkheid gezien.

Ezechiël doet “precies” wat de HEERE hem heeft geboden (Ez 12:7), hoewel hij mogelijk zelf ook nog niet heeft begrepen wat het betekent. Het bewijst de volkomen gehoorzaamheid van de profeet. Hij doet letterlijk wat de HEERE hem heeft gezegd. Al zijn handelingen worden nog een keer beschreven, behalve het bedekken van zijn gezicht. Zo staat hij daar te wachten op nadere instructies. Die komen ’s morgens. De HEERE geeft hem in de volgende verzen de verklaring, die hij ook moet doorgeven.

De ballingschap van de koning

Als Ezechiël zijn toneelstuk heeft opgevoerd, komt de volgende morgen het woord van de HEERE tot hem (Ez 12:8). De HEERE is als het ware benieuwd naar de reactie van het volk (Ez 12:9). Hoe hebben ze op de voorstelling gereageerd? Hebben ze Ezechiël ook naar de betekenis gevraagd? Of ze het nu wel of niet gedaan hebben, in elk geval moet Ezechiël gaan vertellen wat hij met zijn opvoering heeft willen duidelijk maken (Ez 12:10). Wat hij heeft uitgebeeld, is een last die geldt voor de vorst in Jeruzalem en heel het huis van Israël in Jeruzalem. Hij moet in duidelijke woorden zeggen dat hij een wonderteken is en dat wat hij heeft uitgebeeld, in werkelijkheid zal gebeuren met de vorst en de inwoners van Jeruzalem (Ez 12:11).

Ezechiël zegt dat hij in zijn opvoering vooral heeft uitgebeeld wat er met de vorst zal gebeuren (Ez 12:12). Die vorst is Zedekia. Enkele jaren later zal wat Ezechiël heeft uitgebeeld en hier nog eens wordt beschreven letterlijk met Zedekia gebeuren (2Kn 25:1-7; Jr 39:1-10; Jr 52:7-11). Zedekia vlucht ‘s nachts door de muur. Maar de soldaten van de koning van Babel achtervolgen hem en grijpen hem. Zo spreidt de HEERE Zijn net over hem en neemt hem gevangen (Ez 12:13). Het is geen domme pech dat Zedekia gegrepen wordt.

Zedekia wordt naar Ribla gebracht en daar worden hem zijn ogen uitgestoken. Daarna voeren de Chaldeeën hem naar Babel, maar hij kan dat land niet zien omdat hij blind is. Daar, in Babel, sterft hij. Zij die hem hebben geholpen bij zijn vlucht, worden door de HEERE over alle windstreken verstrooid en zullen daar door het zwaard vallen (Ez 12:14). Door hun verspreiding en verstrooiing zullen ze weten dat Hij de HEERE is (Ez 12:15).

De dramatische verovering van Jeruzalem en de uitroeiing van de inwoners ervan, zal geen definitief einde aan de inwoners maken (Ez 12:16). De HEERE zal een klein aantal mannen in leven laten. Hij laat hen in leven, opdat zij de heidenvolken kunnen vertellen waarom hun dit alles is overkomen (vgl. Ez 14:22; Ez 33:21). Het is de boodschap voor iedereen dat God het kwaad straft, hoelang het oordeel ook op zich laat wachten omdat Hij lankmoedig is. Het is dwaasheid om het eeuwig oordeel te loochenen als er zoveel bewijzen zijn dat God het kwaad straft.

We kunnen nog wel een les trekken uit het toneelstuk dat Ezechiël heeft opgevoerd. Is ons leven in overeenstemming met wat hij heeft laten zien? Hebben wij alleen het allernodigste en staan wij klaar om naar een andere plaats te gaan (1Pt 1:13). Voor ons is het niet een vertrek om in ballingschap te gaan, maar naar het Vaderhuis. Misschien dat mensen ons dan zullen vragen waarom we leven zoals we doen. Dan kunnen we hen wijzen op de toorn van God die over de wereld komt en op de Heiland Die daarvan kan en wil redden (1Th 1:9). We kunnen dan getuigenis geven van de hoop die in ons is (1Pt 3:15a).

Copyright information for DutKingComments