Ezekiel 14:2

Straf over de afgodendienaars

Ezechiël krijgt bezoek van een delegatie oudsten van Israël (Ez 14:1; vgl. Ez 8:1; Ez 20:1). Ze komen om door hem de HEERE om raad te vragen. Ze gaan vóór hem zitten, aan zijn voeten, een houding die aangeeft dat zij hem als een echte profeet van God erkennen en naar hem willen luisteren. Voordat een van deze oudsten ook maar een woord zegt, spreekt God Zelf tot Ezechiël (Ez 14:2). Hij kent hun huichelarij en vertelt Ezechiël wat Hij ziet in de harten van de oudsten (vgl. Ez 8:12; Mt 15:19).

Hij ziet dat de harten van deze mensen vol zijn van “stinkgoden” die zij zelf in hun harten doen opkomen (Ez 14:3). Meerdere keren zegt Hij dat hun hart vol is van die stinkgoden. Mogelijk dienen ze niet openlijk de afgoden, maar koesteren ze die in hun hart. Hierdoor hebben ze een struikelblok van hun ongerechtigheid vóór zich gezet. Die innerlijke afgoderij is de oorzaak van hun ellende.

Ook vandaag is er veel stiekeme afgoderij, innerlijke gebondenheid aan zonden die heimelijk worden gekoesterd. Bij innerlijke gebondenheid kunnen wij denken aan verslaving aan de ‘sociale media’ van het internet en het gebruik van de smartphone. Die verslaving wordt goedgepraat met ‘nodig hebben’, maar onderzoeken hebben uitgewezen dat velen niet meer zonder sociale media kunnen leven. Ieder die zegt een kind van God te zijn, doet er goed aan zich eerlijk voor de Heer af te vragen of bij hem of haar ook zo’n vorm van huichelarij is.

Nu komen deze aan afgoderij verslaafde oudsten tot de HEERE om Hem om raad te vragen. Ze komen naar Hem toe zoals ze ook naar hun afgoden gaan die ze in hun hart koesteren terwijl ze Hem raadplegen. Maar zal Hij Zich door hen, die zo in huichelarij leven, laten raadplegen? Deze dubbelhartigheid verafschuwt Hij (Mt 6:22-24; Jk 4:8). Hij heeft recht op hun ongedeelde eerbied.

Ezechiël moet hun het woord van de HEERE doorgeven (Ez 14:4). Het antwoord is algemeen: het geldt voor “iedere man uit het huis van Israël” die deze verborgen afgoderij pleegt. Deze afgoderij vormt een struikelblok waarover zij ten val komen en waardoor zij de weg tot God voor zichzelf afsluiten. Iemand die tot God komt, terwijl hij aan de veelheid van zijn stinkgoden vasthoudt, mag rekenen op een persoonlijke reactie van God. Die reactie is niet een woord van de profeet, maar een directe daad van God Zelf. God zal antwoorden door een daad van oordeel.

Hoe waagt zo iemand het om in de tegenwoordigheid van de Heilige te verschijnen! De HEERE zal het huis van Israël “in hun hart grijpen”, daar waar de stinkgoden wonen (Ez 14:5). Ze komen wel tot Hem, maar door hun stinkgoden zijn ze van Hem vervreemd. Ze kennen Hem niet meer en Hij kan hen niet meer erkennen.

Toch spreekt de HEERE in Zijn genade nog over een mogelijkheid om zich te bekeren (Ez 14:6). Dan moeten ze zich afkeren van hun stinkgoden, wat betekent dat ze die veroordelen en verwerpen. Ook moeten ze hun gezichten afkeren van al hun gruweldaden, dat is stoppen met al hun afgodische praktijken die ze er stiekem op na houden. Echte bekering is zelfoordeel, belijdenis van het kwaad en ophouden met kwaad doen.

Het woord over de stinkgoden in het hart en het struikelblok dat ieder daarmee vóór zich zet, geldt zowel de geboren Israëliet als de vreemdeling die in hun midden verblijft (Ez 14:7). Wie met zijn stinkgoden in zijn hart bij de profeet komt om door hem God te raadplegen, zal het passende antwoord van God krijgen. Hij zal met God Zelf te maken krijgen, Die hem zal oordelen (Ez 14:8). Dat zal gebeuren op een wijze dat men daarvan een spreekwoord zal maken. Zo zal die man uitgeroeid worden uit Gods volk en hij zal door het spreekwoord in de herinnering voortleven. Dat zal verbonden worden met het getuigenis van de HEERE dat Hij werkelijk de HEERE is.

Een profeet kan zich door deze mensen, met stinkgoden in hun hart, laten misleiden (Ez 14:9). Het is voor hem zaak om dicht bij de HEERE te leven om niet misleid te worden (vgl. Jz 9:9-15; 1Kn 14:1-5; Hd 5:1-5; 7-9). De HEERE zal duidelijk maken wat er moet gebeuren. Als er mensen naar een valse profeet toe komen om door hem de HEERE te raadplegen, zullen die mensen door de HEERE Zelf misleid worden. Dan geeft Hij hen over aan de “werking van [de] dwaling om de leugen te geloven” (2Th 2:11; 1Kn 22:23) en aan hun “verkeerde denken” (Rm 1:28). Het kwaad komt niet uit God voort (Jk 1:13), maar Hij kan het in Zijn wijsheid en macht wel gebruiken om Zijn doel te bereiken (Jb 12:16).

Hij zal de valse profeet oordelen en hem uit het midden van Zijn volk uitroeien. Hij kan geen enkele misleiding ongestraft laten. De profeet zal zijn ongerechtigheid dragen evenals de vrager (Ez 14:10). De een (de profeet) heeft zijn eigen inzichten en de ander (de vrager) zijn eigen begeerten boven de waarheid van God gesteld en daarmee God en Zijn waarheid veracht.

Het doel van al Gods straffen is dat het kwaad wordt weggedaan en het resterende volk – dat is dan Zijn hele volk – niet meer van Hem afdwaalt (Ez 14:11). Wanneer ze niet meer afdwalen en zich ook “niet weer zullen verontreinigen met al hun overtredingen”, kan Hij hen weer als Zijn volk erkennen. Dan is de verbinding tussen Hem en Zijn volk hersteld; zij zijn Hem tot een volk en Hij is hun tot een God. Die situatie is wat Hij verlangt.

Hier licht een straal van hoop op in de overigens zo dreigende boodschap van Ezechiël. Hij kan de voorzegging van de oordelen niet achterwege laten, maar ziet ook de zilveren rand om de donkere, dreigende wolken. Uiteindelijk zal er ook iets goeds uit voortkomen. Gods voornemens zullen niet tenietgedaan worden door de verwoesting van het aardse Jeruzalem.

Copyright information for DutKingComments