Ezekiel 16:60

Het nieuwe verbond met Jeruzalem

In Zijn onwankelbare trouw, die in zo scherp contrast staat met de ontrouw van Jeruzalem, zal de HEERE denken aan Zijn verbond met hen in de dagen van hun jeugd (Ez 16:60). Hij zal een nieuw verbond sluiten en dat Zelf vervullen (Jr 31:31-34; Jr 32:40; Hb 8:6-13). Omdat het een eenzijdig verbond is en alleen afhangt van Zijn trouw, is het “een eeuwig verbond”. Het kan niet verbroken worden, want Hij kan niet ontrouw worden (2Tm 2:13). De zegen ervan zal tot Jeruzalem komen omdat Hij haar vergeving zal schenken en nieuw leven dat ernaar verlangt aan Hem gehoorzaam te zijn.

Om de zegeningen van dit verbond te kunnen genieten zal Jeruzalem tot inkeer en berouw komen (Ez 16:61). Ze zal zich diep schamen over haar zonden en de wegen die ze is gegaan. In dat besef zal ze andere volken aannemen en niet meer met verachting op hen neerkijken. Jeruzalem zal een moeder zijn en andere volken tot dochters aannemen. Die volken worden haar door de HEERE geschonken. Hij doet dat niet op grond van Zijn eerste verbond met haar dat door haar zo schandelijk is verbroken. Hij doet dat op grond van het nieuwe verbond dat Hij met haar zal sluiten (Ez 16:62). Daardoor zal zij weten dat Hij de HEERE is.

Zijn handelen in genade met haar op grond van het nieuwe verbond zal bij haar schaamte veroorzaken (Ez 16:63). Ze zal beseffen dat het onverdiend is en geen grote mond opzetten, omdat ze zich de smaad herinnert die over haar is gekomen vanwege haar zonden. Tegelijk is alle twijfel over haar aanneming door de HEERE verdwenen, want Hij zal verzoening hebben gedaan over alles wat zij heeft misdaan. Hoe indrukwekkend is het woord “alles”. Wat dat allemaal inhoudt, zien we in dit hoofdstuk. Dat is allemaal, zonder enige uitzondering, in de verzoening begrepen.

Die verzoening en dit glorieuze einde van Jeruzalem kunnen er alleen zijn omdat de Heer Jezus Zijn kostbaar bloed heeft gegeven. God handelt op grond van wat Hij, Zijn Zoon, heeft gedaan. Hij heeft alle voorwaarden van het nieuwe verbond vervuld en daarom kan de zegen voor Gods volk ten slotte toch komen. Tegenover zoveel zonde die in dit hoofdstuk uitvoerig is opgesomd, staat het alles te boven gaande werk van Christus aan Wie alle heerlijkheid is tot in alle eeuwigheid.

Ook ons mag deze geschiedenis aanspreken. Onze afkomst en ons gedrag (Ez 16:3-4) zijn geen liefde waard. “Maar God, Die rijk is aan barmhartigheid, heeft ons vanwege Zijn grote liefde … toen ook wij dood waren in de overtredingen … levend gemaakt met Christus” (Ef 2:4-5). Hoe reageren wij op die liefde die ons is bewezen?

Copyright information for DutKingComments