Ezekiel 2:10

De boekrol

Voordat Ezechiël de opdracht uitvoert, zegt God tegen hem dat hij moet luisteren naar wat Hij tot hem spreekt (Ez 2:8). Eerst luisteren en dan spreken. Hoe zullen we weten wat we moeten spreken, als wij niet eerst luisteren? God waarschuwt Ezechiël dat hij niet dezelfde opstandige gezindheid moet hebben als het volk. In dat geval kan hij de hem opgedragen dienst niet verrichten. Hij moet ervoor oppassen niet op dezelfde manier als het volk te reageren. Daarom moet hij in gehoorzaamheid zijn mond opendoen en eten wat God hem geeft.

Eten wijst op vereenzelviging met de boodschap. De boodschap van God voor het volk moet eerst door het binnenste van Ezechiël heen gaan. Hij moet zelf het woord ondergaan, het moet een deel van hem worden, voordat hij de boodschap kan doorgeven. Wie een boodschap uit het Woord van God doorgeeft, moet zich eerst met dat Woord hebben gevoed. Een dienaar is geen luidspreker die woorden doorgeeft die hem niet raken. Het woord moet eerst een uitwerking hebben in de dienaar. De dienaar moet leren dat hij niet leeft van brood alleen, “maar van alle woord dat door [de] mond van God uitgaat” (Mt 4:4).

Dan ziet Ezechiël een hand die naar hem wordt uitgestoken met daarin een boekrol (Ez 2:9; vgl. Op 5:1). Het is de hand van de HEERE die hem de boekrol te eten geeft. De HEERE Zelf spreidt de boekrol voor het gezicht van Ezechiël uit (Ez 2:10). Hij is bezig Ezechiël op zijn dienst voor te bereiden.

De boekrol is aan beide zijden beschreven. Het wijst op de volheid van het Woord en ook op de evenwichtigheid daarvan. Wat erop geschreven staat, zijn “klaagliederen, zuchten en weeklachten”. De evenwichtigheid is dat het oordeel volkomen in evenwicht met de ontrouw van Gods volk is. Ezechiël ziet hier de droevige en onheilspellende inhoud van zijn prediking. God laat hem hier het moeilijkste deel van zijn werk zien.

Copyright information for DutKingComments