Ezekiel 20:39

Rechtszaak en herstel in de toekomst

Omdat het volk zo vastbesloten is om te zijn als de heidenvolken (Ez 20:32), moet de HEERE hen in Zijn regering wel tegenkomen (Ez 20:33). Hij kan een dergelijke opzettelijkheid niet ongestraft laten en zal hun door Zijn sterke hand en uitgestrekte arm Zijn grimmigheid laten ervaren. Zij kunnen wel menen dat ze Hem kunnen verlaten, maar Hij zal Zijn aanspraken op Zijn volk niet prijsgeven.

Daarbij zal Hij hen weten te vinden onder de volken en in de landen waarheen ze verstrooid zijn (Ez 20:34). Ook daar, in hun ballingschap, handhaaft Hij Zijn aanspraken op Zijn volk. Hij zal hen uit de ballingschap leiden om hen in de woestijn van de volken te brengen. Hiermee wordt Zijn handelen met hen bedoeld in de tijd dat ze aan de macht van de volken zijn uitgeleverd. Daar zal Hij met hen in het gericht gaan (Ez 20:35).

Hij zal met hen net zo handelen als Hij met hun vaderen heeft gehandeld in Egypte, het land dat voor hen als een woestijn is geweest, een land van de dood (Ez 20:36). Hij zal met hen handelen zoals een herder handelt die zijn schapen ’s avonds onder zijn stok laat doorgaan om hen te tellen om te zien of er één ontbreekt en of er geen vreemde tussen zit (Ez 20:37). In de wet wordt voorgeschreven dat elk tiende schaap dat onder de staf van de teller doorgaat, voor de HEERE is (Lv 27:32; Jr 33:13). De ‘schapen’ van Zijn volk die op die manier zijn geselecteerd, brengt de HEERE vervolgens terug in de band van het verbond dat Hij met hen heeft gesloten.

Hij zal de opstandigen en overtreders uitzuiveren van Zijn eigen schapen, hen uitleiden uit het land van hun ballingschap en hen dan oordelen (Ez 20:38). Ze zullen menen dat ze naar het woord van de valse profeten op weg terug zijn naar het beloofde land, maar ze zullen dat land niet bereiken. Ze zullen onderweg omkomen.

De HEERE zegt tegen het huis van Israël dat ze maar door moeten gaan met het dienen van hun stinkgoden (Ez 20:39). Ze zijn immers toch niet van plan naar Hem te luisteren. Tegelijk zegt Hij tegen hen dat ze Zijn heilige Naam niet meer moeten ontheiligen met die stinkgoden. Hetzelfde geldt voor Zijn heilige berg, de berg Sion (Ez 20:40). Op die berg staat de tempel en daar wil Hij gediend worden met offers.

Het is de hoge berg van Israël, waar “heel het huis van Israël” Hem zal dienen, niemand uitgezonderd. Het betreft hier het nieuwe Israël van twaalf stammen, het overblijfsel, dat heel Israël zal zijn, want de afvallige massa is dan geoordeeld. In de offers die dan aan de HEERE worden gebracht, zal Hij behagen scheppen. Zijn volk zal daar gewillig beantwoorden aan Zijn verzoek om Hem het allerbeste van al hun geheiligde gaven te brengen.

Het volk is dan in zijn geheel tot God teruggekeerd en er gaat van hen een aangename geur naar Hem uit, waarin Hij behagen schept (Ez 20:41). Hij heeft hen Zelf tot Zich teruggebracht. De stank van de stinkgoden is verdreven. Hun afwijken van achter Hem is voorbij. Ze zijn door Hem bijeengebracht uit de landen waarheen Hij hen heeft moeten verspreiden als gevolg van hun zonden. De heidenvolken zullen het zien en zich verbazen over Zijn wegen met Zijn volk.

Als ze terug zijn in het land, zullen ze weten dat Hij de HEERE is, de trouwe God van het verbond, Die Zijn raad uitvoert dwars door alle overleggingen van de mensen heen (Ez 20:42). Het grondgebied van Israël is het land waarover Hij Zijn hand opheft als Hij de vaderen zweert dat Hij het hun zal geven. Dan zullen ze zich realiseren hoezeer ze Hem hebben verlaten en Hem hebben gekrenkt door te versmaden wat Hij heeft willen geven (Ez 20:43). Ze zullen van zichzelf walgen. Als wij aan de geschiedenis van de christenheid denken en aan onze persoonlijke geschiedenis, zal dat ook een gevoel van walging bij ons teweegbrengen.

Zijn volk zal opnieuw onder de indruk komen van Hem, dat Hij de HEERE is, de God Die Zijn beloften houdt en vervult. Het zal een nieuwe bewondering bij hen opwekken voor Zijn trouw (Ez 20:44). Ze zullen erdoor verootmoedigd worden en beseffen dat alle zegeningen die ze mogen genieten alleen aan Zijn trouw te danken zijn. Voor deze handelwijze heeft Hij uitsluitend in Zijn Naam een reden gevonden.

Voor ons die tot Gods volk in deze tijd behoren, geldt hetzelfde. Ook met ons heeft Hij ter wille van Zijn Naam niet gedaan overeenkomstig onze slechte wegen en verdorven daden, zoals dat geldt voor het huis van Israël. Alle zegen die we mogen genieten, is alleen te danken aan Zijn trouw.

Copyright information for DutKingComments