‏ Ezekiel 21:25

De laatste koning

Juda zorgt er zelf voor dat hun ongerechtigheid in herinnering blijft omdat zij maar doorgaan met zondigen (Ez 21:24). Een aanklager is niet nodig, want het volk klaagt zichzelf aan met hun zonden die openbaar worden. Die zijn er de oorzaak van dat ze worden overgegeven aan het oordeel van de harde hand van Nebukadrezar.

De grote schuldige is de “onheilige, goddeloze vorst van Israël”, waarmee Zedekia wordt bedoeld (Ez 21:25). In zijn volle toepassing gaat hier om de antichrist. De dag van de afrekening is gekomen omdat zijn ongerechtigheid tot het toppunt is gestegen. Hij zal zijn koningschap verliezen. De kroon als teken daarvan zal hem worden ontnomen (Ez 21:26). Ook de tulband wordt hem ontnomen. De tulband is een sieraad van de hogepriester (Ex 28:4; Ex 29:6; Lv 8:9). Mogelijk dat hij zich een priesterlijke waardigheid heeft aangematigd.

Er zal een volkomen verandering in zijn omstandigheden plaatsvinden. Dit gebeurt naar het beginsel dat God verheft wie zichzelf vernedert en vernedert wie zichzelf verhoogt (Lk 14:11). Wie zich buigt voor Zijn oordeel dat Hij door Nebukadrezar over hen brengt, zal Hij verheffen (vgl. 2Kn 25:27-30). Wie zich verheft tegen dat oordeel, zal Hij aan het oordeel prijsgeven, zoals Zedekia zal ervaren.

Het drie keer herhaalde “omkeren” geeft het oordeel over Jeruzalem aan (Ez 21:27). Die stad zal een ongekende puinhoop worden. Dat het drie keer wordt herhaald, duidt aan dat het oordeel onherroepelijk en uiterst krachtdadig zal gebeuren.

De verwoesting van Jeruzalem en de onttroning van Zedekia – en de toekomstige onttroning van de antichrist – zullen echter niet het einde zijn. God zal ook deze toestand veranderen. De onheilsprofetie eindigt met een belofte. God zal het land en de kroon geven aan Iemand Die er recht op heeft, dat is de Messias. Aan Hem zal Hij de troon van David geven.

Copyright information for DutKingComments