‏ Ezekiel 22:4

Inleiding

Dit hoofdstuk bevat drie afzonderlijke woorden van de HEERE, die elk beginnen met de zin: “Het woord van de HEERE kwam tot mij” (Ez 22:1; 17; 23). Deze woorden van de HEERE hebben als gemeenschappelijk thema de verontreiniging van Israël. De boodschappen kunnen de volgende titels gegeven worden:

1. De bloedstad (Ez 22:1-16).

2. De smeltoven (Ez 22:17-22).

3. Het verdorven land (Ez 22:23-31).

De bloedstad

Dit hoofdstuk is één lange opsomming van zonden. Het woord van de HEERE komt tot Ezechiël (Ez 22:1). Weer aangesproken met “mensenkind” krijgt hij de opdracht de bloedstad, dat is Jeruzalem, te berechten (Ez 22:2). De aanspreektitel “mensenkind” doet weer denken aan de Heer Jezus Die als de Mensenzoon heel het oordeel van de Vader in handen heeft gekregen (Jh 5:27). De stad is zo verdorven geraakt, dat God de stad “bloedstad” noemt (Ez 24:6; 9). Ninevé krijgt een vergelijkbare naam (Na 3:1). Jeruzalem krijgt die naam vanwege het bloed dat binnen haar muren heeft gevloeid. Ezechiël moet de stad haar gruweldaden voorhouden. ‘Gruwel’ heeft altijd te maken met afgoderij. Alle onrecht vloeit daaruit voort.

God zegt tegen Ezechiël wat hij tegen Jeruzalem moet zeggen (Ez 22:3). Hij gebruikt geen vleiende woorden. Geweld en afgoderij worden in één adem genoemd. Het geweld en de afgoderij hebben de stad schuldig en onrein gemaakt (Ez 22:4). Daardoor is het einde van de stad ook in zicht. God zal de stad overgeven aan de heidenvolken. In plaats van een zegen te zijn voor de omringende landen – wat Gods bedoeling is voor Jeruzalem – smaden de volken Jeruzalem en drijven de spot met haar.

Die bespotting komt zowel van de volken in de buurt van Jeruzalem als van de volken die ver bij haar vandaan wonen (Ez 22:5). Haar schuld en onreinheid zijn zo groot, dat er tot in ver weg gelegen landen over wordt gesproken. God houdt haar voor dat zij een “onreine van naam en vol verwarring” is. Onreinheid, zonde, is het einde van alle saamhorigheid. Er ontstaat chaos. Niemand denkt meer aan anderen, want ieder is alleen met en voor zichzelf bezig.

De vorsten, de verantwoordelijken, hebben hun macht misbruikt (Ez 22:6). Ze zijn gewelddadig tekeergegaan. Daarbij hebben ze op hun macht vertrouwd. In hun machtspositie hebben ze de draak gestoken met het recht. Ze hebben mensen vermoord om er beter van te worden. Om de wet van God malen ze niet.

Het gebod om vader en moeder te eren vertrappen ze verachtelijk (Ez 22:7). Ze geven niets om hun ouders (Ex 21:17; Lv 20:9; Dt 27:16; Sp 20:20). Ook de vreemdeling in hun midden moet het ontgelden. Deze sociaal geïsoleerde groep is van de goedheid van anderen afhankelijk om een inkomen te hebben. Maar de vorsten zien in deze groep alleen een mogelijkheid om geld te verdienen. Zij ontzien de sociaal zwakken als wees en weduwe niet. In plaats van hen te ondersteunen in hun verdrukking onderdrukken zij hen nog zwaarder.

Natuurlijk moet ook God het ontgelden (Ez 22:8). Ze geven Hem niet waar Hij recht op heeft. En dat niet alleen, ze behandelen de gaven die voor Hem geheiligd zijn met verachting – net zoals ze met hun ouders doen. Om het recht bekommeren ze zich al helemaal niet (Ez 22:9). Ze ontvangen lasteraars met open armen. Ze huren die lasteraars in en sturen hen er op uit om mensen uit de weg te ruimen (vgl. 1Kn 21:4-13). Daarna gaan ze met hen naar de bergen om aan de afgoden te offeren en bij die gelegenheid ook van de afgodenoffers te eten. Het schandelijke gedrag van deze lasteraars laten ze ongemoeid in hun midden voortbestaan.

Zij zetten ook alle geboden over huwelijk en seksualiteit die God heeft gegeven aan de kant (Ez 22:10-11). Er wordt op schandelijke en meervoudige wijze incest gepleegd. Met “de schaamte van de vader” wordt de vrouw van de vader bedoeld (vgl. Dt 27:20; 2Sm 16:21-23; 1Ko 5:1). Ze malen niet om Gods verbod om geen gemeenschap te hebben met een vrouw die ongesteld is (Lv 18:19), maar verkrachten haar. Hetzelfde geldt voor gemeenschap met de vrouw van zijn naaste (Lv 18:20). Ook de vrouw van de zoon is niet veilig, maar men neemt haar tot eigen bevrediging (Lv 18:15). Hetzelfde geldt voor de zus (Lv 18:9; 11; Dt 27:22; 2Sm 13:12).

Niets is heilig, niets is veilig, niemand wordt ontzien. Gods geboden met betrekking tot huwelijk en seksualiteit worden op weerzinwekkende wijze overtreden. Ze maken zich schuldig aan afschuwelijke incest. Geen enkele onreinheid is hun te smerig. In hun uitspattingen handelen ze als “redeloze levende wezens” (Jd 1:10), en niet als schepselen die verstand hebben.

Zo gemakkelijk als ze het huwelijks- en familierecht vertrappen, zo gemakkelijk laten ze zich omkopen om onschuldigen te veroordelen en om te brengen (Ez 22:12). Ze eisen bovenmatige rente en woekerwinsten van wie in hun macht zijn. Ze persen de naaste, de volksgenoot, af. Ze maken misbruik van de ellende van de naaste om zichzelf te bevoordelen.

De grondoorzaak van alle in detail genoemde zonden wordt aan het slot van Ez 22:12 genoemd: ze zijn God vergeten. Wie met God leeft en naar Zijn wil vraagt, zal Zijn wet niet overtreden. Zij hebben geen boodschap aan de wet omdat ze niet met God leven en niet naar Zijn wil vragen. Daardoor kennen ze geen rem op hun walgelijke gedrag. De enige grens die zij voor hun afschuwelijke daden kennen, is die van hun mogelijkheden.

In grote verontwaardiging over het misdadige gedrag van Jeruzalem slaat de HEERE de handen ineen (Ez 22:13). De geldzucht van haar inwoners als een wortel van alle kwaad heeft hen tot moord gebracht. Het bloed van de slachtoffers heeft in haar midden gevloeid. Wanneer de HEERE met de inwoners gaat afrekenen, zal het gedaan zijn met hun praatjes. Hun hart zal het begeven en hun kracht zal verdwijnen wanneer Hij hen zal oordelen (Ez 22:14). Ze hoeven er niet aan te twijfelen dat het zal gebeuren, want gebeuren zal het omdat de HEERE gesproken heeft. Zijn spreken is Zijn handelen.

Hij zal de inwoners van Jeruzalem uit het land verdrijven en hen verspreiden en verstrooien onder de heidenvolken in de landen om hen heen (Ez 22:15). Op die manier zal de HEERE Jeruzalem reinigen van onreinheid. Ze heeft het aan zichzelf te wijten dat ze zo voor de ogen van de heidenvolken ontheiligd wordt (Ez 22:16). Tevens is dat het bewijs dat de HEERE het gedaan heeft. Jeruzalem zal daardoor weten dat Hij de HEERE is.

Copyright information for DutKingComments