Ezekiel 23:33

Strafgericht over Oholiba

“Daarom” (Ez 23:22) ziet op de in de voorgaande verzen genoemde ontrouw. De HEERE zal als straf voor die ontrouw de volken tegen haar opzetten bij wie ze vroeger hulp heeft gezocht. De HEERE zegt wie dat zijn (Ez 23:23). Het zijn de Babyloniërs en de Assyriërs, met enkele nomadenstammen, die ze zo heeft bewonderd (Ez 23:6), maar tegen wie ze ook weer in opstand is gekomen. Zij zullen met groot militair vertoon tegen Jeruzalem optrekken en zich van alle kanten tegen haar opstellen (Ez 23:24). Zij krijgen van de HEERE de macht om het oordeel over Jeruzalem uit te voeren. Zij zullen dat doen in overeenstemming met de heidense gewoonten die zij heeft overgenomen.

Door de vroegere minnaars zal de HEERE Jeruzalem Zijn na-ijver doen voelen (Ez 23:25). Hij handelt als een jaloerse echtgenoot die door zijn vrouw op de laagste manier is bedrogen. Daarover is Hij zo verbolgen, dat Hij Zijn woede via de vijanden op de stad zal laten neerkomen. Zij zullen Jeruzalem verminken, het afzichtelijk maken. Wie in de stad in leven blijven, zullen vallen door het zwaard of weggevoerd worden. Jeruzalem zal van alles wat sierlijk is, beroofd worden en zij zal naakt tentoongesteld worden (Ez 23:26).

Die strafuitoefening zal als resultaat hebben dat ze zal ophouden met zich schandelijk en als hoer te gedragen (Ez 23:27). Aan een overspelige verhouding met Egypte zal ze niet meer denken. Dat ze niet meer aan Egypte zal denken, is niet omdat ze tot bekering is gekomen. Het is omdat de HEERE haar heeft uitgeleverd aan haar vijanden en zij door haar mismaaktheid alle aantrekkelijkheid heeft verloren. Met name aan Egypte, dat niet geïnteresseerd is in een uitgekleed en ontluisterd Jeruzalem, hoeft ze niet meer te denken.

In de Ez 23:28-30 wordt nog eens in andere woorden herhaald, wat al in de Ez 23:22-27 is gezegd. De HEERE is zo afkerig van haar gedrag, dat Hij haar nog eens haar zonden voorhoudt. Dat moet wel, omdat ze zo hardleers is. Hij geeft haar over in de macht van volken die ze haat en aan wie ze zich heeft willen ontrukken (Ez 23:28). Die volken zullen haar, gedreven door haat, schandelijk behandelen, en haar alles afnemen en haar arm en berooid achterlaten (Ez 23:29).

Ze heeft dit oordeel over zichzelf afgeroepen door haar eigen schandelijk gedrag tegenover de HEERE (Ez 23:30). Ze heeft Hem tot in het diepst van Zijn ziel beledigd door steun te zoeken in politieke verbonden met de omwonende volken. Die ontuchtige verbinding heeft zich geuit in de aanbidding van de stinkgoden van die heidenen. Wat een belediging voor Hem!

Zo is Jeruzalem dezelfde weg gegaan als haar zuster Samaria (Ez 23:31). Daarom zal Jeruzalem hetzelfde oordeel als Samaria ondergaan; alleen wordt het door een ander volk uitgevoerd. Ze zal de beker van de toorn van God moeten drinken wanneer de stad door de Babyloniërs overvallen wordt, zoals Samaria die beker heeft gedronken bij haar wegvoering door de Assyriërs.

Dit oordeel wordt in een lied nog een keer indringend voor de aandacht van Jeruzalem geplaatst (Ez 23:32). Het lot van Jeruzalem zal geen medelijden opwekken, maar hoongelach en bespotting. De beker van Gods toorn is tot de rand gevuld. De vijanden zullen met leedvermaak opmerken dat de beker die zij te drinken krijgt, wel goed vol zit, zo krijgt ze ervanlangs. De beker is zo vol, dat wie hem drinkt er vol dronkenschap door zal worden (Ez 23:33). Die dronkenschap zal geen ‘gezelligheid’ opleveren, maar groot en bitter leed. Jeruzalem kan bij haar zuster Samaria nagaan wat het drinken van die beker betekent.

Jeruzalem zal die beker drinken en zal hem helemaal leegdrinken (Ez 23:34). De gestrafte hoer, die vroeger dronken van wellust haar schandelijke ontucht heeft gepleegd, zal nu dronken en waanzinnig van pijn en rouw worden als ze de beker van Gods toorn tot de laatste druppel moet drinken. Buiten zinnen van pijn zal ze de beker stukbijten; met de scherven zal ze haar borsten, waarmee ze vroeger haar minnaars heeft behaagd, openrijten. De Heere HEERE heeft persoonlijk dit woord gesproken en daarom zal het gebeuren.

Nog een keer wordt nadrukkelijk de oorzaak van deze tuchtiging aan Jeruzalem voorgehouden (Ez 23:35). Ze is de HEERE vergeten. Dat negeren van de HEERE is een schuldig vergeten. Het is de bron van de ellende. Ze is echter nog verder gegaan en heeft Hem verachtelijk achter haar rug geworpen om daarmee te demonstreren hoe waardeloos ze Hem vindt, niet waard om nog enige aandacht aan te schenken. Waar ze nu mee te maken krijgt, zijn de gevolgen van haar eigen zonden.

Copyright information for DutKingComments