Ezekiel 23:37

Het einde van Ohola en Oholiba

Ezechiël krijgt de opdracht om over de beide afvallige vrouwen recht te spreken (Ez 23:36). De HEERE legt de opdracht als een vraag aan Ezechiël voor (vgl. Ez 20:4). Hij sluit aan bij de gevoelens van afkeer die de profeet gaandeweg heeft gekregen en die ook Zijn gevoelens zijn. De beide vrouwen worden op één lijn gesteld. Dat is een vernedering voor Jeruzalem, want de inwoners van Jeruzalem en de overige Judeeërs hebben een afkeer van de Samaritanen (Jh 4:9; Jh 8:48).

Ezechiël moet de beide zusters de aanklacht voorhouden. Dat houdt in dat ze nog een keer een gedetailleerde opsomming van hun zonden te horen krijgen die nu als een aanklacht worden voorgelezen. De samenvatting is: overspel en moord (Ez 23:37). Het overspel is hier vooral geestelijk overspel, afgoderij: het zich in aanbidding neerbuigen voor de stinkgoden van de volken. De moord begaan zij door de kinderen die voor God bestemd zijn als gruwelijk offer aan die stinkgoden te brengen.

Ze hebben God nog meer kwaad aangedaan, want ze hebben Zijn heiligdom verontreinigd en Zijn sabbatten ontheiligd (Ez 23:38). Met God en Zijn rechten hebben ze totaal afgerekend. Ze maken zelf wel uit hoe ze Hem dienen. Daardoor zijn ze zó achteloos aan Zijn rechten voorbijgegaan, dat ze het wagen om nog op dezelfde dag dat ze hun kinderen aan de stinkgoden hebben geofferd, met een uitgestreken gezicht het heiligdom van God binnen te komen (Ez 23:39). Het is de opperste brutaliteit. Het is totale ongevoeligheid en onverschilligheid voor wat passend is voor de tegenwoordigheid van God.

De HEERE beklaagt Zich erover dat zij hebben gedurfd zich zo in het midden van Zijn huis te misdragen. Het is een brute miskenning van Zijn heiligheid. Hun praktijk komt erop neer dat zij de HEERE, hun God, als een van de afgoden zien, maar dan wel een die ze niet al te serieus nemen.

En nog is dat niet alles. Er komt nog bij dat ze afgodische heidenen hebben uitgenodigd bij hen te komen (Ez 23:40). Ze hebben hun best gedaan om een goede indruk op die heidenen te maken. Ze wassen zich, maken zich op en versieren zich (vgl. Sp 7:10-21). Met heidenen willen ze zich verbinden om zich sterk te maken.

Om de genodigden in een goede stemming te brengen zorgen ze voor een goed decor: een prachtig bed dat uitnodigt om gemeenschap te hebben en een gereedgemaakte tafel om de buik goed te vullen (Ez 23:41). Op die tafel staan ook reukwerk en olie die voor de HEERE bestemd zijn. Ze nemen van de HEERE af wat van Hem is en zetten het de heidenen voor. Dit is grof misbruik en een belediging van de HEERE.

De menigte neemt de uitnodiging aan (Ez 23:42). Ze komen, en ze gaan bij de beide vrouwen aan de gereedgemaakte tafel aanliggen. Het feestgewoel trekt nog andere mannen aan. Het zijn mannen van de laagste soort die zich voornaam voordoen. Ze brengen geschenken voor de vrouwen mee, waarmee ze hen versieren. Deze versierselen werken als boeien, want de vrouwen worden door deze mensen die zij hebben uitgenodigd, gevangengenomen.

Er is niet veel aantrekkelijks meer aan Samaria en Jeruzalem overgebleven, en willen de heidenen dan toch nog met hen overspel bedrijven (Ez 23:43)? Willen ze dat echt? Ja, want zolang er nog iets te halen valt, zullen de volken, zeker als ze uitgenodigd worden, die gemeenschap met Samaria en Jeruzalem willen hebben (Ez 23:44). Het schandelijk gedrag van de twee zusters is heel vroeg begonnen, al in Egypte, en is door hen tot in hun ouderdom, tot het einde van hun volksbestaan, voortgezet.

Zij zullen voor hun overspel en hoererij berecht worden door “rechtvaardige mannen” (Ez 23:45). Daarmee worden de Assyriërs (Ez 23:9) en de Babyloniërs (Ez 23:22) bedoeld. Deze volken worden ‘rechtvaardig’ genoemd omdat zij ondanks hun wrede praktijken de instrumenten zijn waarmee God Zijn oordeel over Zijn volk uitvoert. De overspeelsters worden naar de bepaling van de wet met de dood gestraft (Lv 20:10; Dt 22:22). Hoeveel te meer is deze straf verdiend door vrouwen die bovendien de vreselijkste bloedschuld op zich hebben geladen door hun eigen kinderen aan de afgoden te offeren.

De HEERE roept de volken op om tegen Jeruzalem en Samaria op te trekken (Ez 23:46). Hij geeft de opdracht hen tot een schrikbeeld en prooi te maken. De heidenvolken zullen de beide zusters met stenen stenigen en met het zwaard doden (Ez 23:47). Zo zullen hun zonen en dochters omkomen en zal het nageslacht van boosdoeners worden uitgeroeid. De huizen, waar ze hun afgodische praktijken hebben voorbereid, zullen met vuur verbrand worden. Op die manier zal het schandelijk gedrag in het land ophouden (Ez 23:48). Het oordeel zal voor de vrouwen van andere volken onderwijs zijn om niet op een dergelijke manier te handelen.

Nog eens benadrukt God dat het oordeel dat hen treft, het gevolg is van hun eigen schandelijk gedrag (Ez 23:49). Ze zullen de zonden van hun aanbidding van hun stinkgoden dragen. Als God op deze manier het recht handhaaft, zal Zijn eigen eer daardoor schitteren. Hij maakt Zich hierdoor kenbaar, en overal waar Hij Zich kenbaar maakt, wordt Hij verheerlijkt.

Copyright information for DutKingComments