Ezekiel 37:7

Inleiding

Israël zal een tweeledig herstel beleven:

1. Er zal een nationaal herstel zijn, een eigen volksbestaan met een eigen regering.

2. Er zal ook een geestelijk herstel zijn, een nieuw innerlijk, een nieuw hart en een nieuwe geest door de Geest bewerkt.

We zien deze twee zijden van het herstel in dit hoofdstuk en ook dat deze twee zijden in chronologische volgorde zullen plaatsvinden: eerst het nationale herstel en daarna het geestelijke herstel.

Dit hoofdstuk is het antwoord aan allen die geen herstel voor Israël zien, niet in de tijd van Ezechiël en niet in onze tijd. In de tijd van Ezechiël betekent de verwoesting van de tempel het verlies van hun geloof. Het volk is absoluut overtuigd van het definitieve einde van de natie en dat er geen herstel zal zijn (Ez 37:11; vgl. Ez 11:17-20). De HEERE antwoordt door een visioen (Ez 37:1-14), een symbolische handeling (Ez 37:15-25) en een verbond (Ez 37:26-28) op hun hopeloosheid.

Het visioen van de beenderen

Ezechiël krijgt een bijzonder visioen te zien (Ez 37:1). Daarvoor komt de hand van de HEERE op hem (vgl. Ez 1:3; Ez 3:14; 22; Ez 8:1; Ez 33:22; Ez 40:1). De HEERE neemt hem in de geest op en brengt hem buiten zijn huis en woonplaats en zet hem neer, midden in een vallei of dal (vgl. Ez 3:22). De vallei is bedekt met beenderen van mensen. Het dal is geen begraafplaats, maar een slagveld (vgl. Ez 37:10). Het slagveld is gevuld met beenderen van de gesneuvelden die onbegraven zijn blijven liggen. Het is een grote smaad om niet begraven te zijn (vgl. 2Sm 21:12-14; Ps 141:7; Jr 8:1-2; Jr 22:19; Ez 6:5). Die smaad is over Israël gekomen.

De HEERE laat hem in de geest aan alle kanten om de beenderen heen gaan (Ez 37:2). Daardoor kan hij het hele schouwspel goed in zich opnemen. Hij constateert dat het er zeer veel zijn en ook dat ze erg dor zijn. Het is een massaslachting geweest die grondig is verricht. Alle leven is er al lang geleden uit verdwenen.

Dan stelt de HEERE Ezechiël de vraag of deze beenderen weer tot leven zullen komen (Ez 37:3). Het enige antwoord dat Ezechiël kan geven, is dat de HEERE het weet. Zijn antwoord geeft aan dat hij geen antwoord weet op de vraag of het zelfs voor onmogelijk houdt het te kunnen weten, want het tafereel biedt werkelijk geen enkele hoop op leven. Tegelijk geeft zijn antwoord aan dat hij ervan overtuigd is, dat de HEERE het antwoord wel weet en ook in staat is om leven te geven waar de situatie zo hopeloos is (vgl. Gn 18:14; Jr 32:17-18). Hij gelooft, zoals iedere oudtestamentische gelovige, in de opstanding als een daad van de macht van de HEERE (Js 25:8; Js 26:19; Dn 12:2; Hs 6:2).

Na zijn antwoord, waaruit vertrouwen in de HEERE spreekt, krijgt hij de opdracht om tegen de beenderen te profeteren (Ez 37:4). Hij moet de dorre beenderen aanspreken en hun gebieden het woord van de HEERE te horen. Menselijkerwijs is het dwaasheid om tot dorre doodsbeenderen te spreken alsof ze als levende wezens kunnen horen en gehoorzamen. Maar voor God is dat geen probleem. Het toont Zijn Godheid. Hij roept de dingen die niet zijn, alsof zij waren, en Hij brengt leven waar de dood heerst (Rm 4:17b). Dat is in geestelijk opzicht ook zo. Wij waren dood in misdaden en zonden, maar toen de stem van de Zoon van God tot ons klonk, kwam er een uitgaan vanuit de dood in het leven (Jh 5:25).

De Heere HEERE spreekt door Ezechiël tot de beenderen dat Hij de levensgeest in hen zal geven, waardoor ze tot leven zullen komen (Ez 37:5; vgl. Gn 2:7; Nm 16:22; Ps 104:29; Pr 3:21). Om dat te bewerken zal Hij de beenderen alles geven wat ze nodig hebben om een lichaam te vormen, zoals pezen, vlees en een huid (Ez 37:6; vgl. Jb 10:11). Hij zal hun ook een geest geven, zodat de beenderen tot leven zullen kunnen komen. Door deze handeling van de HEERE zullen de beenderen weten dat Hij de HEERE is. De eer van deze gebeurtenis is voor Hem.

Ezechiël doet wat hem is geboden (Ez 37:7; vgl. Ez 12:7; Ez 24:18). Zijn profeteren heeft onmiddellijk resultaat. Eerst ontstaat er het geluid van een gedruis. Dat gedruis ontstaat doordat de beenderen gaan bewegen. Ze nemen elk hun eigen plaats in ten opzichte van de andere beenderen. Zo voegen zij zich aaneen tot geordende geraamten. Vervolgens ziet Ezechiël hoe de pezen en het vlees erop komen en hoe de HEERE de huid eroverheen trekt (Ez 37:8). Maar er is nog geen geest in de lichamen. Het blijven nog lijken.

Om de levensgeest in de lichamen te brengen gebruikt de HEERE Ezechiël (Ez 37:9). Ezechiël moet profeteren tegen de geest om in de gedoden te komen. Hij moet de geest “uit de vier wind[streken]” roepen, wat een toespeling is op het feit dat de Israëlieten naar alle hoeken van de aarde verstrooid zijn en van daaruit bijeen moeten worden verzameld (vgl. Jr 31:8a; Js 43:5-6). Deze geest is de levensadem die van God komt en die door de hele natuur waait en aan alle schepselen het leven geeft.

Ezechiël doet weer zoals hem door de HEERE geboden is (Ez 37:10). Dan komt de geest in hen en de lichamen komen tot leven. Er ontstaat zo een groot leger. Ezechiël is zichtbaar onder de indruk van de grootte van dat leger en spreekt over “een zeer, zeer groot leger”.

Copyright information for DutKingComments