Ezekiel 38:1-13

Inleiding

Het gedeelte Ezechiël 33-37 geeft een mooi overzicht over het herstel van Israël in de eindtijd, met het Messiaanse vrederijk als hoogtepunt (Ez 37:24-28). Uit andere profetieën weten we dat de Heer Jezus bij Zijn terugkeer naar de aarde om Zijn volk van hun vijanden te bevrijden diverse vijanden heeft verslagen. Het betreft in elk geval:

1. De legers van het herstelde West-Romeinse rijk, dat is het verenigd Europa. Zij worden door de Heer in Harmagedon verpletterend verslagen (Op 16:13-16; Op 19:17-19).

2. Volken die in Edom, de grootste hater van Gods volk, zijn verzameld. Zij worden door de Heer in Edom verpletterend verslagen (Js 63:1-6).

3. De koning van het noorden en zijn bondgenoten. Zij worden door de Heer tussen Jeruzalem en de Middellandse Zee verpletterend verslagen (Dn 11:40-45).

Deze vijanden in het bijzonder hebben Israël tijdens de grote verdrukking zwaar verdrukt. Over die grote verdrukking spreekt Ezechiël niet. Hij spreekt vooral over Gods werk om Israël te brengen in de beloofde zegen. Die zegen is gekomen met de komst van de Messias tot Zijn volk. Hij heeft van de twee volken en koninkrijken die ze waren – de tien en de twee stammen – weer “één volk … op de bergen van Israël” gemaakt met “één Koning”, dat is Hij Zelf (Ez 37:22).

Op dit punt zijn we in dit boek aangekomen (zie ook Bijlage 2: Summier overzicht toekomstige gebeurtenissen). Maar er is nog een vijand die moet worden verslagen voordat het vrederijk ten volle kan worden gevestigd. Die vijand wordt in dit en in het volgende hoofdstuk beschreven (Ezechiël 38-39).

Dat deze vijand speciaal is, blijkt uit de uitvoerige beschrijving om duidelijk te maken waarom, waar en hoe God met deze vijand afrekent. In zeven profetieën, telkens ingeleid met “zo zegt de Heere HEERE”, wordt het beeld van de verdelging van deze geheimzinnige vijand getekend: (Ez 38:1-9; 10-13; 14-16; 17-23; Ez 39:1-16; 17-24; 25-29).

Profetie over Gog

Het woord van de HEERE komt tot Ezechiël (Ez 38:1). Hij moet zijn blik richten op Gog (Ez 38:2). Gog bevindt zich in het land van Magog en is oppervorst van Mesech en Tubal. Magog, Mesech en Tubal zijn volken die afstammen van de zonen van Jafeth, de zoon van Noach (Gn 10:2; 1Kr 1:5). Wie Gog zelf is, is niet duidelijk uit de Schrift af te leiden. Hij woont “in het uiterste noorden” (Ez 38:6; 15). Gog is niet de koning van het noorden van Daniël 11, want die wordt met Assyrië of groot-Syrië verbonden. De koning van het noorden zal Israël niet aanvallen als het in rust in zijn onbeschermde land woont, maar eerder. Gog is een macht die zo vermetel is, om na alles wat er is gebeurd, Israël aan te vallen.

Ook moeten deze Gog en Magog niet worden verwisseld met de Gog en Magog die in Openbaring 20 worden genoemd. Daar zijn het machten die na het vrederijk de opstand organiseren (Op 20:7-9), terwijl het hier in Ezechiël gaat om een aanval bij het begin van het vrederijk. De opstand in Openbaring 20 komt ook niet alleen uit het uiterste noorden, zoals hier in Ezechiël, maar vanuit alle hoeken van de aarde en over de hele breedte ervan. De namen Gog en Magog worden in Openbaring 20 gebruikt omdat die opstand lijkt op de aanval die Ezechiël beschrijft. Ezechiël beschrijft een opstand die plaatsvindt als de Heer Jezus al op aarde aanwezig is en Israël rustig en onbezorgd woont, terwijl er nog enkele vijanden zijn die ook nog onderworpen moeten worden.

De meest aannemelijke verklaring – die in meerdere commentaren te vinden is – is dat met de vijand die Ezechiël beschrijft, Rusland wordt bedoeld. Mijns inziens ondersteunen diverse details in de beschrijving deze verklaring, hoewel er zeker ook enkele details onduidelijk blijven. Bij de overdenking van deze hoofdstukken komen deze details aan de orde.

Wat betreft de namen Mesech en Tubal zegt Roger Liebi in zijn verklaring van dit hoofdstuk het volgende: ‘Mesech en Tubal betekenen de Moskovieten en Tobolskieten. Het gaat hier om de oervolken van de huidige Russen, die 2000 jaar geleden het gebied tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee bevolkten.’

Opmerkelijk is dat de HEERE de aanval van Gog op Israël Zelf in gang zet. Hij zál die vorst (Ez 38:3), dat betekent: Hij zal die vorst oordelen. Dat zal Hij doen door hem aan haken in zijn kaken als een beest op onweerstaanbare wijze naar Israël te trekken (vgl. Ez 19:4; 9; Ez 29:4). Dat laat onverlet dat deze macht zelf van plan is om op te trekken. Hier zien we dat de HEERE gebruikmaakt van de boosaardige plannen van deze macht, zoals Hij ook gebruikmaakt van de boosaardige plannen van de satan (vgl. 2Sm 24:1; 1Kr 21:1; Js 10:5-19; Hk 1:5-11).

Het grote verschil met de andere vijanden van Gods volk in het verleden is dat Gog geen instrument in Gods hand is om Zijn volk te tuchtigen. Dat is met bijvoorbeeld de Assyriërs in Jesaja en de Babyloniërs in Jeremia wel het geval. Die heidenvolken zijn door God als Zijn tuchtroede voor Zijn volk gebruikt. Wat we bij Gog zien, is dat God deze vijand wil en zal oordelen in Zijn land vanwege alles wat deze vijand Zijn volk heeft aangedaan en wegens zijn verzet en vijandschap tegen Hem.

Dat het initiatief van de HEERE uitgaat, is duidelijk (Ez 38:4). Gog wordt als het ware met geweld tot deze expeditie gedwongen. Er ontstaat een machtig leger, met paarden en ruiters, die indrukwekkende uniformen aan hebben. De soldaten zijn tot de tanden bewapend en bedreven in het hanteren van het zwaard. Van dit leger maken ook soldaten van andere volken deel uit (Ez 38:5-6). Maar de algehele verantwoordelijkheid ligt bij Gog, die door de HEERE als wachter, in de zin van bewaker, over dit enorme leger wordt aangesteld (Ez 38:7).

De voorbereiding van de expeditie zal geruime tijd, “vele dagen”, in beslag nemen, maar als het zover is, zal Gog gestraft worden. Dat zal gebeuren als hij eindelijk in het herstelde Israël zal aankomen met de bedoeling daar zijn slag te slaan (Ez 38:8). Israël is “aan het einde van de jaren” van omzwervingen uit vele volken bijeengebracht en woont dan op de bergen van zijn land, die door de vorige vijanden zo verwoest zijn, dat het een blijvende verwoesting lijkt te zijn. Nu het volk terug is in zijn land, de vijandige machten zijn geoordeeld en de Messias hen beschermt, wonen ze er onbezorgd. Ezechiël gebruikt de uitdrukking ‘onbezorgd wonen’ (Ez 38:11; 14; Ez 39:26; vgl. Lv 25:18; 19; Lv 26:5; 1Kn 4:25) om de Messiaanse zekerheid en veiligheid van het nieuwe Israël van God te beschrijven.

Deze situatie is voor Gog en zijn legers de uitgelezen gelegenheid voor een nietsontziende aanval (Ez 38:9). Ze verbeelden zich het land te overspoelen met hun menigte soldaten en het opnieuw te verwoesten. Hun aanval richt zich op een land dat eeuwenlang onbeschrijflijk heeft geleden en nu eindelijk rust heeft. Uit de hele houding van Gog blijkt zijn verraderlijke geslepenheid en meedogenloosheid.

Overleggingen van Gog

Voor de tweede keer klinken de woorden “zo zegt de Heere HEERE” (Ez 38:10). De HEERE zegt dat Hij de overleggingen van het hart van Gog kent. Niets is voor Hem verborgen, zelfs niet de diepst verborgen gedachten. Hij weet precies wat Gog zal zeggen over het optrekken tegen Zijn volk (Ez 38:11). Gog is uitstekend op de hoogte van de situatie in Israël, hoe het volk daar volkomen onbeschermd en onbezorgd woont (vgl. Ez 39:26; Jr 49:31; Zc 2:1-5). Hij heeft er alleen geen oog voor dat de HEERE de Beschermer van Zijn volk is.

Daarom maakt hij hoogmoedige plannen voor een rooftocht (Ez 38:12). Hij laat zich leiden door hebzucht. Het is voorstelbaar dat Israël door zijn overwinningen op zijn vijanden na de grote verdrukking een enorm rijk volk is, dat vee en bezit verworven heeft. Dat het volk “in het midden van het land woont”, is letterlijk: het woont op de navel van de aarde (Ez 5:5; vgl. Dt 32:8). Het land is het centrum van de aarde, vanwaar alle zegen voor de hele aarde uitgaat. Het land is geografisch, globaal gesproken, het knooppunt van drie werelddelen: Europa, Azië en Afrika.

Er zijn ook andere volken die wel winst zien in de onderneming van Gog (Ez 38:13). Ze stellen vragen die aantonen waar hun belangstelling naar uitgaat. Deze volken zijn ontkomen aan de oordelen die over de aarde zijn gegaan en zij zijn gespaard gebleven zonder dat het heeft bij hen een innerlijke verandering heeft gebracht.

Copyright information for DutKingComments