Ezekiel 38:18

Gog geoordeeld door de HEERE

Voor de vierde keer klinken de woorden “zo zegt de Heere HEERE” (Ez 38:17). Gog wordt herinnerd aan een vroeger spreken van de HEERE. We hebben in de Schrift geen gegevens over die profetieën; de naam Gog wordt althans nergens in de profetieën of door profeten genoemd. Het kan betekenen dat hiermee verwezen wordt naar uitspraken van de profeten over het noorden als de richting waaruit het oordeel komt. We kunnen de verwijzing naar wat de profeten hebben gezegd over Rusland, zo opvatten, dat wat de HEERE over en tegen Assyrië heeft gezegd (Js 10:5-34), ook voor Rusland geldt.

We kunnen dat vergelijken met wat de Heer Jezus over Johannes zegt. De Heer noemt hem “Elia die zou komen” (Mt 11:14). Maleachi heeft Elia aangekondigd (Ml 4:5). Die aankondiging gaat met de komst van Johannes in vervulling, want hij is in geestelijk opzicht Elia. Hij heeft bekering gepredikt om het volk klaar te maken voor het ontvangen van de Messias. Maar het volk heeft zich niet bekeerd. Daarom moet Elia nog eens komen. Dat gebeurt bij de komst van de twee getuigen in Jeruzalem in de eindtijd van wie hij er één is (Op 11:3-6). Elia is niet als persoon een van die getuigen, maar een van die getuigen vertoont zijn kenmerken.

Dit zien we bij Rusland die de kenmerken van Assyrië heeft. Er is een sterke verbinding tussen Rusland en Assyrië. Het is zelfs zo, dat Rusland de drijvende kracht achter het optreden van Assyrië is. Dat lezen we in Daniël 8 (Dn 8:21-27), in het bijzonder in de zin: “Zijn kracht zal groot worden, maar niet door eigen kracht” (Dn 8:24). Met "zijn kracht" wordt de kracht van Assyrië bedoeld, en met "niet door eigen kracht" wordt bedoeld dat hij wordt geholpen door de kracht van Rusland.

Er is wel een onderscheid, waarop hierboven al is gewezen, en het is goed dat in dit verband te herhalen. Andere volken, waaronder vooral Assyrië, die tegen Israël zijn opgetrokken, hebben gezegevierd omdat God hen als tuchtmiddel voor Zijn volk heeft gebruikt. Dat de HEERE Magog ofwel Rusland over Zijn land brengt, gebeurt niet als dreigement voor Zijn volk omdat het van Hem is afgeweken, want aan alle afwijking is een einde gekomen. Ze leven nu in vrede in het land onder de zegen en bescherming van hun Messias. Gog wordt niet gebruikt als tuchtmiddel, maar wordt geoordeeld vanwege zijn roofzuchtige begeerten, waarbij hij het bijzonder op Gods volk gemunt heeft.

Op de dag dat Gog in Gods land komt, zal de HEERE in grimmigheid tegen hem ontsteken (Ez 38:18; Ps 18:9; 16). In Zijn woede zal Hij het land Israël door een zware aardbeving doen schudden, zodat de opgetrokken legers niet zullen weten waar ze het zoeken moeten (Ez 38:19). De hele natuur zal beven, niet alleen de landdieren en alle mensen, maar ook de vissen in de zee en de vogels in de lucht (Ez 38:20). Elke plaats waar de vijanden beschutting zouden kunnen zoeken, wordt neergehaald. Het zal zo zijn, dat het land alleen zal beven op de plaatsen waar de vijanden zijn, terwijl de rust van Zijn volk niet zal worden verstoord. We zien iets dergelijks bij de plagen die God over Egypte brengt, terwijl Hij Zijn volk dat daar woont, van die plagen vrijwaart (Ex 8:22; Ex 9:4; 26; Ex 11:7).

Op al de bergen, die de HEERE “Mijn bergen” noemt, waar de vijanden zich onterecht bevinden, zal Hij het zwaard tegen hen oproepen (Ez 38:21). Dat zal hun eigen zwaard zijn. Hij zal het zwaard zijn dodelijke werk laten verrichten, doordat de vijanden, verdwaasd en verblind door de schrik, elkaar zullen doden (vgl. Ri 7:22; 1Sm 14:20). De pest zal ook uitbreken (Ez 38:22). Daardoor en door het bloed dat het zwaard doet vloeien, zal God Zijn rechtszaak tegen Gog voeren.

Ook zal God Zelf actief deelnemen aan de strijd door vanuit de hemel “een [alles] wegspoelende regen, en hagelstenen, vuur en zwavel” als een regen op hem te laten neerkomen. En niet alleen op hem, maar ook op al zijn troepen en de vele volken die hem op deze expeditie vergezellen.

Met het oordeel over Gog geeft God een laatste bewijs van Zijn grootheid en heiligheid voor de ogen van vele heidenvolken (Ez 38:23). Hierdoor zullen ze allemaal weten dat Hij de HEERE is.

Deze strijd en dit oordeel van de HEERE vinden plaats, wanneer de Heer Jezus al in Jeruzalem is. Een vergelijking met de regeringen van David en Salomo kan helpen deze situatie te begrijpen. David en Salomo zijn samen een beeld van de Heer Jezus. David is een beeld van de Heer Jezus als de lijdende en ook heersende Koning en Salomo is een beeld van Hem als de Vredevorst. Zowel bij David als bij Salomo zien we dat niet alles direct vrede is als zij koning zijn. Ook dan zijn er tegenstanders die overwonnen moeten worden, voordat er werkelijk vrede in het rijk is.

Een andere overweging is, dat Gog zich nooit iets van God en Zijn Christus heeft aangetrokken. Hij heeft het bestaan van God en Christus altijd geloochend en zal dat blijven doen. Hij zal er dan ook totaal niet van onder de indruk zijn dat Christus Zijn troon in Jeruzalem heeft gevestigd. God heeft een paar hoofdstukken terug iets van Edom gezegd wat hierop lijkt. Hij weet dat Edom vermetel beweert: "Wij zullen ze in bezit nemen, al zou de HEERE daar zijn" (Ez 35:10). Zo gelooft Gog domweg niet in Gods opperheerschappij. Voor hem regeert daar slechts een mens, hoewel een mens met een enorme macht. Aangestuurd en verblind door de satan voert hij zijn eigen goddeloze voornemens uit.

Wat God met Rusland doet, doet denken aan wat Hij eens door Elisa met het leger van de koning van Syrië heeft gedaan (2Kn 6:8-23). Het is een vergelijkbare geschiedenis met een volledig tegengesteld einde. De koning van Syrië stuurt een groot leger om één man, Elisa, gevangen te nemen. Op het gebed van Elisa slaat God dat grote leger met blindheid. Vervolgens brengt Elisa dit leger “midden in Samaria” (2Kn 6:20). De koning van Israël wil de vijanden doden, maar Elisa wil dat ze voedsel krijgen en kunnen terugkeren naar hun heer.

In de tijd van Elisa is er genade voor de Syriërs. Die genade is er in de tijd waarover Ezechiël spreekt voor Rusland niet. Zij worden door God “op de bergen van Israël” gebracht (Ez 39:1-2), dat is in het midden van het land, waar onder andere ook Samaria ligt. In dat gebied worden ze door God omgebracht.

Syrië en Rusland zijn in de tijd waarover Ezechiël spreekt nauw aan elkaar verbonden. We zien in onze dagen dat die nauwe band zich steeds duidelijker in het politieke krachtenveld openbaart. De vervulling van de profetie van Ezechiël 38-39 werpt haar schaduw vooruit.

Copyright information for DutKingComments