Ezekiel 40:5

De buitenste muur

Het eerste wat Ezechiël ziet, is “een muur aan de buitenzijde van het huis” (Ez 40:5). Daarmee begint hij de beschrijving. Deze muur loopt om het hele tempelcomplex heen, inclusief de beide voorhoven. De Man meet de muur met “een meetlat” die Hij in Zijn hand heeft. De lengte van de meetlat is “zes el”. Deze ‘el’ is niet de gebruikelijke el van zes handbreedten, dat is 45 cm, maar een “el en een handbreedte” (dus zeven handbreedten), die ook wel ‘de koninklijke el’ wordt genoemd. Deze el is de standaard lengtemaat voor deze tempel.

Volgens diverse uitleggers moet voor deze el ca. 52,5 cm worden gerekend (waarbij wordt uitgegaan van een handbreedte van 7,5 cm). De meetlat (“één lat”) in de hand van de Man is zes el en is in deze berekening 3,15 m (= 6 x 52,5 cm). De muur is dus 3,15 m breed en 3,15 m hoog.

Dat er met het meten van de muur wordt begonnen, wijst erop dat alles binnen de muur een speciaal voor God afgezonderde plaats heeft ten opzichte van het gebied buiten de muur. Wat binnen de muur is, is afgezonderd voor of toegewijd aan God. Het is te vergelijken met het heiligen van de zevende dag als een dag die God heeft afgezonderd van de zes andere dagen om speciaal voor Hem te zijn (Gn 2:3). We zien dat ook bij de muur rondom Jeruzalem (Ne 12:27). Tevens zorgt de muur ervoor dat het kwaad, de zonde, geen toegang krijgt. De muur maakt scheiding tussen het heilige en onheilige (Ez 42:20).

Direct aan het begin van de beschrijving van de tempel zien wij van hoe groot belang deze beide aspecten – toewijding aan God en het weren van de zonde – zijn. Het zijn de voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wil God te midden van Zijn volk kunnen wonen, want “de heiligheid is een sieraad voor Uw huis, HEERE, tot in lengte van dagen” (Ps 93:5b).

Copyright information for DutKingComments