Ezekiel 44:11

Ontrouwe en trouwe Levieten

Met de Levieten over wie in de Ez 44:10-14 wordt gesproken, worden de nakomelingen van Levi bedoeld, behalve de zonen van Zadok. Over de zonen van Zadok wordt in de Ez 44:15-16 gesproken. Eerst spreekt de HEERE over de ontrouwe Levieten. In de perioden dat het volk van Hem is afgedwaald, hebben zij, in plaats van het volk tot Hem terug te roepen, zich ver van Hem gehouden (Ez 44:10). Dat is hun ongerechtigheid. Zij hebben zich niet aan de kant van de HEERE geplaatst tegenover het volk dat de stinkgoden achterna is gegaan. Dit is een schuldige nalatigheid. Zij zijn het volk zelfs in de afgoderij voorgegaan, waardoor zij het volk tot een struikelblok geworden zijn (Ez 44:12).

Hun nalatigheid en hun slechte voorbeeld betekenen niet dat zij nu geen dienst meer mogen doen in Gods huis. De HEERE verplicht hen er zelfs toe in Zijn heiligdom dienst te doen (Ez 44:11). Ze zullen echter een geringere taak krijgen, ze worden als het ware gedegradeerd. Ze hebben niet de HEERE, maar de Israëlieten gediend en gedaan naar hun wensen en verlangens (Ez 44:12). Daarom heeft de HEERE Zich tegen hen moeten keren en gezworen dat zij hun ongerechtigheid zullen dragen.

Ze zullen mogen dienen in de nieuwe tempel, maar ze mogen niet tot de HEERE als priester naderen (Ez 44:13). Ook mogen ze niet dicht bij de geheiligde dingen, bij de allerheiligste dingen, komen, want er ligt smaad op hen. Hun ontrouw heeft ingrijpende gevolgen voor hun dienst. De aanstelling die ze van de HEERE krijgen, is voor een taak ten behoeve van het huis, in de buitenste voorhof, niet erin, niet in de hoger gelegen binnenste voorhof waar het brandofferaltaar staat (Ez 44:14). Het kan ook bij ons zo zijn, dat wij door ontrouw (een deel van) onze dienst verliezen.

Dan gaat de HEERE spreken over de zonen van Zadok (Ez 44:15). In de tempel die Ezechiël heeft beschreven, wordt de offerdienst door de zonen van Aäron verricht die van Zadok afstammen. Zadok, de zoon van Ahitub, is een nakomeling van Eleazar, de derde zoon van Aäron (1Kr 6:3; 50-53).

In de tijd van de opstand van Absalom tegen David kiest Zadok niet de zijde van Absalom, maar blijft David trouw (2Sm 15:24). Later zalft hij Salomo en stelt hij zich op tegenover Adonia, de broer van Salomo, die Salomo van de troon wil stoten (1Kn 1:32-34). Abjathar, die uit de lijn van Ithamar stamt, heeft de kant van de opstandeling Absalom gekozen. Salomo zet hem daarom af als hogepriester en geeft dit ambt aan Zadok (1Kn 2:27; 35). Zo wordt Zadok de eerste hogepriester in de kort daarna gebouwde eerste tempel, die van Salomo.

De HEERE spreekt met vreugde en nadruk over de zonen van Zadok. Hij zegt wat zij allemaal voor Hem mogen doen. Zij hebben die voorrechten te danken aan hun trouw aan de HEERE in de tijd dat de Israëlieten van Hem zijn afgedwaald. Zoals ontrouw ‘degradatie’ betekent, zo betekent trouw ‘promotie’. De zonen van Zadok mogen in de nabijheid van de HEERE komen om Hem te dienen. Ze mogen Hem vet en bloed aanbieden, dat Hij “Mijn brood noemt” (Ez 44:7), die alleen voor de HEERE bestemd zijn.

Met nadruk zegt de Heere HEERE dat zíj Zijn heiligdom mogen binnenkomen en dat zíj in de nabijheid van Zijn tafel mogen komen (Ez 44:16). Het meest aannemelijk is, dat hiermee het brandofferaltaar wordt bedoeld. Zoals we hebben gezien, wordt het houten reukofferaltaar ook “tafel” genoemd (Ez 41:22). Daarop wordt echter niet het vet en het bloed van de offers gebracht, wat hier wel gebeurt. In beeld wil dat zeggen dat ze gemeenschap met God hebben op grond van het bloed en het werk van Christus, dat Hij met inzet van al Zijn kracht, waarvan het vet spreekt, heeft volbracht. Zo zullen ze Hem dienen en hun taak ten behoeve van Hem vervullen. Hun taak is speciaal op de HEERE gericht, omdat zij op Hem gericht zijn geweest in de tijd dat het volk is afgedwaald.

Copyright information for DutKingComments