Ezekiel 44:4

Het heiligdom niet weer ontheiligen

Hoewel de rondleiding door de tempel klaar is, blijft de Man Ezechiël begeleiden. Hij brengt hem vervolgens via de binnenste noorderpoort tot vóór het huis (Ez 44:4). Daar ziet Ezechiël nog een keer, en nu voor de laatste keer, de heerlijkheid van de HEERE. Weer brengt dat hem ertoe zich in aanbidding voor de HEERE neer te werpen. De HEERE heeft instructies voor Ezechiël en zegt tegen hem dat hij op alles wat Hij met hem zal spreken, acht moet slaan door er goed naar te kijken en goed naar te luisteren (Ez 44:5). De instructies betreffen de verordeningen van Zijn huis en alle wetten die daar betrekking op hebben. Ezechiël moet ook acht slaan op hen die het huis binnengaan evenals op ieder die er niet mag komen.

Na deze algemene en tevens indringende mededeling zegt de HEERE tegen Ezechiël wat hij moet zeggen tegen het opstandige volk (Ez 44:6). De bedreven gruweldaden worden het hele volk aangerekend. Waaruit de gruweldaden bestaan, wordt duidelijk gezegd (Ez 44:7). Ze hebben het huis van de HEERE op afschuwelijke wijze ontheiligd door er mensen in te brengen die volkomen buiten het verbond van de HEERE met Zijn volk staan. Zij hebben hen laten deelnemen aan de heilige offers. Het is voor de Israëliet al verboden om het vet en het bloed te eten (Lv 7:22-27), laat staan voor de vreemdeling. Het vet en het bloed behoren volledig aan de HEERE. Zo hebben zij het verbond van de HEERE met hun gruweldaden verbroken.

Voor ons geldt hetzelfde. Het is onmogelijk om samen met ongelovigen, die geen verbinding hebben met de Heer Jezus, een gemeenschappelijke dienst te hebben om Hem te eren en avondmaal te vieren (2Ko 6:14-18; 2Ko 7:1). Er is tussen een gelovige en een ongelovige geen gemeenschap mogelijk. Ongelovigen hebben immers geen nieuw leven. Nieuw leven wordt alleen verkregen door berouw en bekering tot God en geloof in de Heer Jezus. Het hart van ongelovigen is niet rein. Daarom moeten we er ook op toezien dat alleen kinderen van God aan het avondmaal worden toegelaten. Volledigheidshalve moet daaraan worden toegevoegd dat van deze kinderen van God ook duidelijk moet zijn dat zij in hun leer en leven de zonde afwijzen en daarmee ook niet verbonden willen zijn.

Verder hebben de Israëlieten zelf hun taak niet waargenomen in de heilige dingen van de HEERE (Ez 44:8). Die taak hebben ze door anderen laten verrichten, mogelijk door hun slaven. Zelf hebben ze geen belangstelling voor de HEERE, maar ze willen toch wel de indruk geven dat ze godsdienstig zijn. Zo hebben ze op verschillende manieren hun minachting voor de HEERE en Zijn dienst getoond. Een dergelijke verachting zien wij in onze dagen, bijvoorbeeld bij groeperingen die ongelovige muzikanten inhuren om de aanbiddingsdiensten te begeleiden of een voorganger aanstellen of handhaven die loochent dat God bestaat.

De HEERE staat erop dat dit gedrag niet weer getoond wordt (Ez 44:9). Geen vreemdeling, iemand die geen deel heeft aan het verbond van de HEERE, mag Zijn heiligdom binnengaan. Alleen zij die de HEERE heeft geroepen, mogen dienstdoen aan het altaar. Nergens is het aardse heiligdom heiliger dan in het vrederijk, wanneer alles Gods heiligheid ademt.

Copyright information for DutKingComments