Ezekiel 45:2

Inleiding

Dit hoofdstuk kan als volgt worden onderverdeeld:

1. Het land dat voor de HEERE is (Ez 45:1-8).

2. Vermaningen voor de vorsten om rechtvaardig te handelen (Ez 45:9-12).

3. De offers van het volk voor de vorst (Ez 45:13-17).

4. De zondoffers in de eerste maand (Ez 45:18-20).

5. De viering van het Pascha en het Loofhuttenfeest (Ez 45:21-25).

Het land dat voor de HEERE is

NB In de HSV is ‘el’ tussen haakjes gezet, wat wil zeggen dat het niet in het origineel staat. Dat geeft de mogelijkheid om ‘latten’ te lezen. Een argument om toch ‘el’ te lezen is dat ‘el’ een meeteenheid is en ‘lat’ een meetinstrument. Een ander argument om ‘el’ te lezen is dat de berekeningen met ‘el’ betere maatverhoudingen opleveren

Voordat het land aan de stammen van Israël als erfelijk bezit wordt gegeven, moet een heilig deel ervan aan de HEERE als hefoffer worden gegeven (Ez 45:1-4). Een uitvoeriger bespreking volgt later, in Ezechiël 48. Het onderwerp wordt hier al genoemd om te laten zien wat de plaats is van de tempel in het hele omliggende gebied. Het heilige gebied van het land is een collecte of inzameling die het volk moet afdragen aan de HEERE.

Het is een heilige heffing. Altijd moet de HEERE als eerste Zijn deel ontvangen (Ez 45:1). Dat deel is vijfentwintigduizend el lang en tienduizend el breed. Dat hele gebied is heilig gebied. In dat gebied staat ook het heiligdom, dat een grootte heeft van vijfhonderd el in het vierkant (Ez 45:2). Daaromheen ligt vijftig el weidegrond.

Nog eens worden de maten van het stuk land gegeven en wordt erbij gezegd dat op dit stuk land zich het heilige der heiligen bevindt (Ez 45:3). Dat stuk land, dat heilig is, dat wil zeggen afgezonderd voor de HEERE, bestemt de HEERE voor de priesters, de zonen van Zadok (Ez 45:4). Zij zullen daar wonen, vlak bij het heiligdom.

Een volgend deel, ook van vijfentwintigduizend el lang en tienduizend el breed, is bestemd voor de Levieten (Ez 45:5). Het is hun bezit en dient om er twintig kamers op te plaatsen, waar ze kunnen wonen.

Een derde deel, van vijfduizend el breed en vijfentwintigduizend el lang, is bestemd voor de stad (Ez 45:6). Dit gebied is voor alle stammen van Israël.

Het hele gebied is dus vijfentwintigduizend el lang en vijfentwintigduizend el breed, waarbij het in de breedte is onderverdeeld in drie gebieden: twee van tienduizend el en één van vijfduizend el.

De gebieden ten westen en ten oosten van het vierkant behoren aan de vorst (Ez 45:7). Zoals bij Ezechiël 44:3 is aangetoond, is deze vorst niet de Heer Jezus, maar Zijn vertegenwoordiger en in die hoedanigheid wel een beeld van Hem. Behalve deze vorst zullen er nog andere vorsten zijn (Ez 45:8). Misschien kunnen we hierbij denken aan godsdienstige en politieke leiders. Deze vorsten zullen niet, zoals vroeger vaak is gebeurd, hun gebied willen vergroten ten koste van het deel dat aan anderen is gegeven (1Kn 21:7-10; 15-16; Js 5:8).

Copyright information for DutKingComments