Ezekiel 5:4

Haar afscheren en verdelen

Ezechiël wordt nog sterker persoonlijk betrokken bij de oordelen die hij moet aankondigen. Hij moet met een scherp zwaard zijn hoofdhaar en baard afscheren (Ez 5:1). Dat is een grote smaad voor hem (vgl. 2Sm 10:4; 1Kr 19:4; Ne 13:25) en is voor een priester zelfs verboden (Lv 21:5; Ez 44:20). Dat hij een scherp zwaard als scheermes moet gebruiken, laat zien dat het om een handeling gaat die symbolisch het oordeel van God voorstelt (Dt 32:41; Js 7:20).

Dan moet hij een weegschaal nemen en de haren verdelen. Dat ziet op een zeer precieze afweging, want haren zijn zo licht, dat ze nauwelijks te wegen zijn. Die precieze afweging betekent dat ieder de straf krijgt die hij verdient, niet meer en niet minder. God straft volkomen rechtvaardig (Op 20:12-13).

Hij moet de haren in drie hopen verdelen (Ez 5:2). Met elk van die hopen moet hij iets doen:

1. Een derde deel van het haar moet hij “midden in de stad” – dat is midden op de tekening die hij op de kleitafel heeft gemaakt (Ez 4:1) – leggen en met vuur verbranden. De HEERE zegt erbij dat hij dat moet doen “als de dagen van de belegering voorbij zijn”.

2. Een volgende derde deel haren moet hij nemen en “met het zwaard daaromheen slaan”.

3. Het laatste derde deel moet hij “in de wind verstrooien”. Die haren worden overal heengevoerd.

Het oordeel komt niet over al het haar (Ez 5:3). Ezechiël moet een paar haren nemen, “een klein aantal”, en die in de punten van zijn mantel binden. Er zijn ook haren die Ezechiël direct in het vuur moet werpen om ze met vuur te verbranden (Ez 5:4). Die worden niet pas na de dagen van de belegering verbrand. Uit dit deel “zal een vuur voortkomen tegen heel het huis van Israël”, dat wil zeggen dat het alles wat er dan nog van over is, zal verbranden.

Copyright information for DutKingComments