Ezra 10:10-16

Ezra roept het volk tot belijdenis op

Naar de mens gesproken is Ezra bijna alleen. Maar God is met hem en zo gebeurt het dat allen die bij hem zijn gekomen, zweren dat ze zullen gehoorzamen (Ea 10:5). Dan reageert Ezra door op te staan uit zijn verootmoediging (Ea 10:6). Zijn droefheid duurt zolang de zonde blijft bestaan, omdat hij diep in zijn hart de oneer voelt die de Naam van God is aangedaan. Het geheim van geestelijke kracht is: alleen te zijn met God.

Het werk van Gods Geest wordt ook openbaar in de handelwijze van het volk. Zij roepen alle ballingen op naar Jeruzalem te komen om te beraadslagen over de ontstane situatie (Ea 10:7). Tucht die door de geestelijke slapheid van het volk is verwaarloosd en nagelaten, wordt nu weer naar Gods gedachten uitgeoefend. Als nu zou worden geweigerd te luisteren naar Gods Woord, zou dat een hardheid van hart bewijzen en een eigenwillige geest, die onder zijn volksgenoten niet geduld mag worden (Ea 10:8).

De oproep vindt gehoor. Alle mannen van Juda en Jeruzalem komen binnen de gestelde termijn in Jeruzalem (Ea 10:9). Daar verzamelen ze zich op het plein van het huis van God. Ze rillen zowel vanwege hun geweten en de pijn en het verdriet om ontstane bloedbanden te moeten verbreken als vanwege de vele regen. De hevige regen gaf hun een extra gevoel van het Goddelijk misnoegen over hun ontrouw.

Ezra richt het woord tot het bijeengekomen volk (Ea 10:10). In zijn belijdenis in Ezra 9 heeft hij zich eengemaakt met de zonde van het volk. Daar spreekt hij tot God over “wij”. Dit is de gepaste houding ten opzichte van God. Als hij hier tot het volk spreekt, spreekt hij over “u”. Hier spreekt hij zo, omdat hij hun hart en geweten wil raken.

Er is slechts één manier om de oprechtheid van een belijdenis te bewijzen en dat is door het kwaad weg te doen. Belijdenis alleen is niet voldoende, ze moeten zich ook onderwerpen aan Gods wil. Belijdenis zonder de zonde te oordelen is zelfbedrog. Zelfveroordeling en scheiding van het kwaad zijn nodig (Sp 28:13). Ze moeten de omgang met de volken van het land opgeven en de vreemde vrouwen wegzenden. Het tweede is een gevolg van het eerste, daarom moet in deze volgorde worden gehandeld. De wortel van het kwaad moet eerst worden geoordeeld.

Het wegzenden van vrouwen en kinderen zal een aangrijpend gebeuren zijn geweest, dat met veel verdriet en smeken gepaard is gegaan. Echt berouw gaat altijd gepaard met verdriet en pijn over de zonde die is begaan.

Het volk is bereid om te handelen

Zonder tegenspraak of onderhandeling om onder de gevolgen uit te komen of die te verzachten stemt het hele volk volledig in met wat is gezegd (Ea 10:12). Er is bereidheid om ten koste van alles met hun hele hart de beslissing van gehoorzaamheid aan Gods Woord waar te maken. Als het geweten enkele jaren eerder zo nauwgezet zou zijn geweest, wat zouden ze zichzelf dan een pijn en verdriet hebben bespaard.

Nu het hart bereid is om te doen wat noodzakelijk is, is het ook belangrijk de feitelijke omstandigheden onder ogen te zien. Er blijken omstandigheden aanwezig te zijn die een onmiddellijk wegzenden in de weg staan (Ea 10:13). Ook is de overtreding te omvangrijk om in één dag weg te doen. God is geduldig en barmhartig en houdt rekening met wat in het hart is besloten. Hij weet dat de schuldigen geen uitvlucht zoeken, maar wensen te gehoorzamen.

Wij moeten het geduld van Ezra tot voorbeeld nemen, opdat onze broeders die gezondigd hebben en daarover hun berouw hebben getoond, de moed niet verliezen. Het kwaad is te ernstig dan dat daar op een algemene wijze mee kan worden gehandeld, of lichtvaardig en snel. Elk geval moet zelfstandig en grondig worden geoordeeld.

Het volk stelt voor dat de vorsten het wegzenden zullen begeleiden en stap voor stap zullen uitvoeren (Ea 10:14). Zij moeten tijden vaststellen waarop allen die uitheemse vrouwen bij zich hebben doen wonen, bij hen kunnen komen. Daarbij moeten dan ook de oudsten en rechters van de stad van herkomst aanwezig zijn. Oneerlijke behandeling moet geen kans krijgen. Elke schijn van partijdigheid moet worden vermeden. Alles moet controleerbaar zijn en vastgelegd worden, zodat latere aanspraken of bezwaren kunnen worden weerlegd. Als ze zo zullen handelen, zullen ze de brandende toorn van God die vanwege deze zaak op hen ligt, van zich afwenden.

In Ea 10:15 worden vier namen genoemd van mannen die zich verzetten tegen de oefeningen van de gemeente. Hun namen zijn een waarschuwing voor allen. Paulus noemt ook enkele namen van tegenstanders van de waarheid om Timotheüs voor hen te waarschuwen (2Tm 2:17; 2Tm 4:14). De satan zal er altijd voor zorgen dat er tegenstand tegen een werk van God is, maar daaraan moet niet worden toegegeven.

Wie vreemde vrouwen hadden

De tegenstand van Jonathan en anderen (Ea 10:15) heeft geen effect op het volk. De ballingen laten zich niet door hen tegenhouden en doen zoals ze hebben beloofd (Ea 10:16). Er wordt een commissie gevormd en een zitting georganiseerd om de zaak te onderzoeken. Daardoor moet het wegzenden in goede orde plaatsvinden. Het wegzenden gebeurt niet zonder onderzoek. Alles gebeurt grondig, zorgvuldig en zonder haast. Ook in de gemeente mag tucht pas plaatsvinden na onderzoek door betrouwbare mensen.

Als duidelijk is welke mannen uitheemse vrouwen bij zich hebben doen wonen, gaat men over tot wegzenden. Het wegzenden moet hartverscheurende taferelen tot gevolg hebben gehad. Het is alles de vrucht van het verlaten van God en eigenwillig handelen. Na drie maanden – van de eerste dag van de tiende maand tot de eerste dag van de eerste maand – is de zaak afgehandeld en de reiniging voltooid (Ea 10:17). Wanneer men klaar is, luidt dat een nieuwe periode van geestelijke voorspoed in, wat we kunnen zien aan de uitdrukking “de eerste dag van de eerste maand”.

De eersten die worden genoemd van hen die in deze zaak hebben overtreden, zijn de priesters (Ea 10:18). Zelfs nakomelingen van Jesua, die met de eerste lichting uit Babel is gekomen, hebben uitheemse vrouwen genomen. Zij zijn het meest schuldig. Als priesters hebben zij zich niet gehouden aan de opdracht zoals die in Maleachi 2 staat (Ml 2:7). Ze belijden echter hun zonde en beloven zich te reinigen door hun vrouwen weg te zenden.

Het is een droevig en verootmoedigend feit dat veel trouwe en toegewijde dienaren van de HEERE zonen hebben gehad die niet in de voetstappen van hun vader hebben gewandeld. We zien dat bijvoorbeeld bij Aäron en twee van zijn zonen, bij Samuel en zijn zonen, bij enkele zonen van David, bij Hizkia en zijn zoon. Dit moet ons tot veel gebed brengen voor de gezinnen van hen die de Heer dienen.

De overtredende priesters brengen een ram als schuldoffer (Ea 10:19). Een ram is het dier dat wordt gebruikt bij de inwijding van een priester als hij het priesterambt gaat bekleden (Lv 8:22). Door een ram als schuldoffer te brengen wijden de priesters zich opnieuw aan de HEERE. Het brengen van een schuldoffer (Lv 5:14-19; Lv 6:1-7) betekent dat niet alleen de zonde wordt erkend, maar ook wordt goedgemaakt.

We zijn pas vrij van onze schuld als we zien dat de Heer Jezus het ware schuldoffer is, Die bij God in orde heeft gebracht wat wij aan schuld op ons hebben geladen. Hij is op aarde in alles volkomen aan God toegewijd (ram) geweest en heeft altijd aan God gegeven wat Hem toekomt en nog veel meer daarbij (schuldoffer).

De lijst met namen (Ea 10:20-43) is dit keer een heel andere dan eerdere lijsten. Eerdere lijsten bevatten namen als een eervolle vermelding voor het gaan van een weg van geloof. Deze lijst bevat namen die beschaming oproepen, hoewel het mensen betreft die zich opnieuw willen onderwerpen aan God en daardoor blijken overwinnaars over de zonde te zijn.

Op deze lijst staan de namen van mensen van wie moet worden gezegd: “Deze allen hadden uitheemse vrouwen genomen” (Ea 10:44). Er zijn niet alleen verkeerde huwelijken gesloten, maar “[sommigen] van hen hadden vrouwen bij wie zij kinderen gekregen hadden”. Ook die kinderen moeten worden weggezonden. We zien hier dat hoe ernstiger de afwijking is, hoe meer vruchten van die afwijking er zijn en dat als gevolg daarvan bij het zelfoordeel de smart des te dieper is.

Aan Gods oog ontsnapt niets en niemand. “Wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus” (2Ko 5:10). Het is te hopen dat ook het laatste hoofdstuk van ons leven het beste uit onze geschiedenis is. Dat houdt in dat er meer zelfoordeel zal zijn dan ooit, meer waardering van Christus, meer afzondering voor God, meer priesterlijke gevoelens, meer geschiktheid voor de dienst van God. Wat er ook in de geschiedenis is gebeurd, laten we ervoor zorgen dat we als overwinnaars eindigen.

Copyright information for DutKingComments