Ezra 3:10-12

Fundering van de tempel gelegd

In het tweede jaar na hun terugkeer in het land wordt er een begin gemaakt met de bouw van de tempel (Ea 3:8). Er staat echter niet ‘na hun komst in het land’, maar “na hun komst naar het huis van God”. Dat laat twee dingen zien. In de eerste plaats toont het aan dat het eigenlijke doel van hun terugkeer naar het land het huis van God in Jeruzalem is. In de tweede plaats zien we dat, hoewel van dat huis niets anders dan een puinhoop te zien is, voor het geloof het huis er al – of: nog steeds – is.

De waarheid van het huis van God is verloren gegaan wat betreft de waardering van de mens. Dat betekent echter niet dat de gemeente als huis en lichaam niet meer zou bestaan. Wat de mens ook mag vergeten, voor God en het geloof bestaat Gods huis op aarde. Als trouwe mensen terugkeren van menselijke tradities tot Christus en van menselijk gezag tot het Woord van God alleen, krijgt deze waarheid opnieuw gestalte in Zijn ogen.

Voor het werk van de herbouw van de tempel worden Levieten van twintig jaar en ouder aangesteld (1Kr 23:24). In de woestijn zijn achtduizend vijfhonderdtachtig Levieten voor het werk beschikbaar, hier zijn dat er slechts vierenzeventig (Ea 2:40). Er zijn slechts weinig Levieten uit Babel teruggekeerd. De rest heeft in Babel zijn thuis gevonden en is er gebleven. Het gemak heeft bij hen het verlangen naar een dienst in Jeruzalem weggenomen en hen inactief gemaakt.

Ook vandaag zijn er naar verhouding maar weinig gelovigen die hun taak als Leviet serieus nemen. Veel gelovigen zitten zondag aan zondag in de kerk of de gemeente alleen maar om te luisteren, zonder zich af te vragen of zij ook een aandeel kunnen leveren. Vaak is het onmogelijk vanwege de kerkelijke structuur. Maar ook waar dat wel mogelijk is, zitten velen in een samenkomst alleen maar om te consumeren. Ze moeten er niet aan denken dat er ook van hen een bijdrage aan de dienst zou worden verwacht! Door deze instelling moet soms te veel door te weinigen gebeuren.

Diverse personen worden aangesteld om op het werk toe te zien, waarbij ze “als één [man]” optreden (Ea 3:9; vgl. Ea 3:1). Ze zijn medearbeiders van elkaar. Dit toezicht is nodig, opdat er geen vernieuwingen door menselijke overleggingen zullen zijn. Er wordt geen nieuw huis gebouwd. Er is altijd maar één huis van God geweest. Het is steeds dezelfde tempel, maar met een verschillende heerlijkheid. Zo is het ook met de gemeente.

Het leggen van de fundering (Ea 3:10) is het begin van de bouw van de tempel en tevens de garantie van de voltooiing. Als de bouwers daarmee klaar zijn, worden de priesters opgesteld, “gekleed [in ambtsgewaad]”, dat wil in beeld zeggen in de waarde van wat Christus heeft volbracht. Er wordt niet gewacht tot het huis klaar is. Wanneer begonnen is een plaats voor de dienst van God voor te bereiden, leidt de Geest ons om aan Christus, van Wie David een beeld is, te denken in verbinding met die dienst.

Ook is er een samen zingen in “beurtzang” (Ea 3:11). Beurtzang laat zien dat er in de diensten van de gelovigen een wisselwerking is. Wat de een uitspreekt wordt door een ander beantwoord en aangevuld. De blijdschap en dankbaarheid worden in de tegenwoordigheid van de HEERE geuit en is Hem aangenaam. Voor hen die niets anders hebben gekend dan de gevangenschap, is het een grote vreugde in aanraking te komen met wat van God is.

Wanneer God aan Zijn gemeente een tijd van hervorming en verlevendiging geeft, is dat omdat er een terugkeer is tot wat de Schrift zegt. Dan komt er in de leer en in de eredienst losmaking van wat mensen hebben bedacht. Het gevolg kan niet anders zijn dan blijdschap onder de gelovigen. Dan vloeien in de kracht van de Geest hun harten over van lof en dank aan Hem Die hun ogen heeft geopend en hun boeien heeft verbroken.

In de lofprijzing wordt bezongen dat de HEERE “goed is” en “dat Zijn goedertierenheid over Israël tot in eeuwigheid is”. Deze lofprijzing zal tijdens het duizendjarig vrederijk telkens weer klinken (Ps 136:1-26). Dan zal alles in overeenstemming met Gods wil zijn, want dan zal de Heer Jezus regeren. Wij kunnen dat nu al beleven als Christus als Heer in onze harten heerst.

De reactie van het hele volk op de beurtzang waarin de HEERE wordt geprezen, is “een groot gejuich”. De aanleiding daarvoor is dat “de fundering van de tempel gelegd was”. Deze fundamentlegging is van grote betekenis voor het volk. Nu kan er echt gebouwd gaan worden. Voor het geloof is Christus het fundament. Als we dat zien, zullen we ons in Hem verheugen en met vreugde aan het werk gaan om onze bijdrage aan de bouw van Gods huis leveren.

Gemengde gevoelens

Wie vandaag denkt aan de gemeente van God in het begin, kan het huilen van de ouderen begrijpen (Ea 3:12). Dit is het geval bij hen die dieper zijn ingeleid in de waarheid van de Schrift over de gemeente. Zij zien hoe ver men verwijderd is van het ideale gemeentelijke leven, dat veel gelovigen voortleven in de oude sleur van wat door de vaderen is overgeleverd. Bij de jongeren is er een andere uiting. Zij beleven voor het eerst dat er toch iets, ook in een tijd van zwakheid en verval, van de gemeente als huis van God zichtbaar wordt.

De jeugd is een periode van enthousiasme en uitbundigheid van geest, terwijl ouderdom de tijd is van bezinning. Beide zijn nodig. Het gevaar van de jeugd is om te zorgeloos de toekomst in te zien, te enthousiast plannen te maken, terwijl de ouderen gevaar lopen te zeer vast te houden aan het verleden. Het is belangrijk dat ze beiden begrip hebben voor elkaar. Jongeren doen er goed aan de raad van ouderen te vragen bij een nieuw werk. Voor ouderen is het soms moeilijk een speciaal werk te herkennen dat God aan jongeren heeft toevertrouwd en waarin zij niet lang zullen kunnen delen. Soms ook vergeten ze hun eigen jeugd. Ouderen die zich verheugen in wat God in jongeren werkt, zullen hun onmisbare bijdrage kunnen leveren.

God verblijdt Zich over de vreugde van Zijn volk en begrijpt de tranen van de ouderen. Voor beide gevoelsuitingen is er plaats. Ze smelten samen in één groot geluid (Ea 3:13). Dit is de ware uitdrukking van de stand van zaken. Beide gevoelens geven uiting aan de werkelijkheid die in hen is. Dat keurt de Geest goed. Dit is harmonie en geen wanklank. Het moet een overweldigende indruk hebben gemaakt. Een heel volk, waarvan het ene deel luid uiting geeft aan hun verdriet en het andere deel luid uiting geeft aan hun vreugde en dat bij dezelfde gelegenheid en met een betrokkenheid die voor beide partijen even groot is.

Het aantal dat zich de heerlijkheid van het eerste of vorige huis, dat is de tempel van Salomo, kan herinneren, is klein. Hun gehuil moet onweerstaanbaar en luid zijn geweest als het zich zo kan vermengen met het grote gejuich van het volk. We mogen hen niet bezien als ondankbaar en melancholiek, alsof ze de feestvreugde van de anderen vanwege dit grootse gebeuren zouden bederven. Het laat ons de keerzijde zien die niet mag ontbreken. Hoe gezegend een opwekking ook mag zijn, onze vreugde wordt getemperd door de herinnering aan de genade en kracht die is geopenbaard onder de apostolische energie, zoals we dat in het begin van het boek Handelingen zien.

Copyright information for DutKingComments