Ezra 5:11

Brief aan Darius over de herbouw

De brief die de tegenstanders verzenden, geeft een eerlijk verslag van de werkzaamheden en verschilt daarin met de brief uit het vorige hoofdstuk. De brief begint met het noemen van de afzenders (Ea 5:6) en de geadresseerde (Ea 5:7). De eerste mededeling is een getuigenis van de ijver en toewijding van de bouwers (Ea 5:8). De wereld ziet hoe de gelovigen bezig zijn voor de woonplaats van God, de gemeente. Als ze zien dat zij zich ervoor inzetten, komen ze daarvan onder de indruk. Ze zien de ijver en de voorspoed.

Vervolgens vermelden de afzenders wat ze de bouwers hebben gevraagd en waarom (Ea 5:9-10). Het antwoord van de bouwers aan hun ondervragers wordt ook weergegeven. Dat antwoord is een mooi getuigenis van wie ze zijn: “Dienaren van de God van de hemel en de aarde” (Ea 5:11). Het is een verklaring van Zijn alles te boven gaande autoriteit. Hij is geen plaatselijke godheid. Ze staan in verbinding met de God van Wie de hele schepping afhankelijk is. Dat bewustzijn zorgt ervoor dat ze zonder vrees voor mensen zijn.

Ze erkennen ook eerlijk dat ze nu in de macht van de volken zijn vanwege hun ontrouw en de toorn van God (Ea 5:12). Die ontrouw is er ook de oorzaak van dat God Zijn huis aan de verwoesting door Nebukadnezar heeft prijsgegeven. Verder antwoorden ze dat ze bezig zijn met de herbouw van het huis van de HEERE dat “dit huis” (Ea 5:12-13) wordt genoemd. Het is hetzelfde huis als het huis dat “een groot koning” (Ea 5:11), dat is Salomo, heeft gebouwd. Het is geen ander huis. Ook wij mogen herbouwen en worden daartoe aangemoedigd.

De bouwers beroepen zich ook op het bevel van Kores (Ea 5:13). Kores wordt hier “de koning van Babel” genoemd, want Babel is door hem veroverd. Van daaruit zijn de Joden ook vertrokken naar Jeruzalem. Kores heeft bij hun vertrek ook alle voorwerpen die Nebukadnezar uit Jeruzalem naar Babel heeft gebracht, uit de tempel in Babel gehaald en ze aan de Joden meegegeven (Ea 5:14) om ze weer in Gods tempel te plaatsen (Ea 5:15).

Daarna spreken ze over de fundamentlegging van de tempel en dat ze aan de tempel hebben gebouwd “van toen af tot nu toe” en dat de bouw van het huis van God nog niet voltooid is. Ze spreken niet over hun verslapping in de bouw waardoor er vijftien jaar niet aan de tempel is gewerkt. Het oponthoud is een zaak tussen hen en hun God.

De afzenders besluiten hun brief met het verzoek aan Darius om te onderzoeken of er werkelijk een bevel door Kores is gegeven om “dit huis van God in Jeruzalem te herbouwen” (Ea 5:17). Ze geven ook de ‘zoekplaats’ aan en dat is “in het schathuis van de koning daar in Babel”. Ze besluiten hun brief met het verzoek dat de koning zijn wil naar aanleiding van het onderzoek aan hen laat zenden.

Copyright information for DutKingComments