‏ Ezra 6:16-18

Inwijding van het huis van God

Nadat er negentig jaar lang geen tempeldienst meer is geweest, vindt er weer een inwijding van de tempel plaats (Ea 6:16). Bij deze inwijding komt er geen vuur van de hemel zoals in de dagen van Salomo (2Kr 7:1). Ook het aantal offers steekt schril af tegen de hoeveelheid die Salomo heeft gebracht (Ea 6:17). Het huis heeft niet de eerste heerlijkheid, de offers zijn minder en zelf zijn ze een armzalig overblijfsel, onder heerschappij van de volken. Maar God is voor hen Dezelfde, en Hij is voor het geloof de bron van vreugde. Hij verlangt ernaar dat Zijn volk met de offers die het heeft naar Hem toe komt.

Er wordt een “zondoffer voor heel Israël” gebracht. Niet dat heel Israël aanwezig is, maar in het geloof wordt het geheel gezien. Zo is het met het zichtbaar maken van de gemeente als het ene lichaam. Doen we dat niet op deze manier, dan zijn we een sekte. Het offer heeft niet de omvang van dat van Salomo, maar het spreekt wel van dezelfde Christus.

In verbinding met de offers krijgen de priesters en Levieten hun plaats voor de dienst van God in Jeruzalem (Ea 6:18). Vandaag zijn alle gelovigen priesters en Levieten. Iedere gelovige heeft het voorrecht aan God te offeren, dat wil zeggen dat hij God mag aanbidden. Daar verlangt God naar.

Alles wat het overblijfsel doet, doet het in gehoorzaamheid aan “het voorschrift in het boek van Mozes” dat wil zeggen in gehoorzaamheid aan de Schrift. Dit is de enige weg van zegen. Zij handelen geheel in de geest van de Schrift. Een voorschrift om bijvoorbeeld bij deze speciale gelegenheid twaalf geitenbokken als zondoffer voor geheel Israël te brengen staat nergens in de Schrift. Toch beantwoordt het helemaal aan Gods gedachten. De Geest brengt het teruggekeerde overblijfsel tot het besef dat een zondoffer voor het hele volk is en dat het zondoffer de basis is waarop God het hele volk kan vergeven. Het zondoffer spreekt van Christus en Zijn verzoenend werk aan het kruis.

Copyright information for DutKingComments