Ezra 9:1

Inleiding

Wie het welzijn van Gods volk zoekt, moet op zijn weg beproeving en droefheid verwachten. Bij hen die zojuist in Jeruzalem zijn teruggekeerd, is verootmoediging, vasten en smeking aanwezig. In Jeruzalem treffen zij echter een heel andere gezindheid aan. Hun komst is de aanleiding van het openbaren van zonde die ingang heeft gevonden. Dat zien we in dit hoofdstuk.

Het kan zijn dat gelovigen op zoek gaan naar een plaats waar de gemeente samenkomt zoals de Schrift dat aangeeft. Als ze een dergelijke plaats hebben gevonden, kan soms blijken dat er wel de belijdenis en de uiterlijke vorm is, maar dat de harten niet op de Heer Jezus zijn gericht. Soms moeten ze opmerken dat er zijn die minder geestelijk zijn en minder ijverig voor de Heer dan sommigen van hen die zij hebben moeten achterlaten.

Dan moet de test van de waarheid van Gods Woord worden toegepast. Als er met de waarheid wordt gediend, zal blijken of men alleen nog een belijdenis heeft of dat er toch werkelijk een verlangen is om naar de Schrift als gemeente samen te komen. In dit en het volgende hoofdstuk zien we dat Ezra de waarheid van Gods Woord op de ontstane situatie toepast.

Ezra hoort van de gemengde huwelijken

Zodra Ezra in Jeruzalem is aangekomen, wordt hij geconfronteerd met het kwaad dat zijn intrede heeft gedaan. Er wordt hem verteld hoe het met het volk staat (vgl. 1Ko 1:11). De aankomst en handelwijze van het nieuwe overblijfsel brengen het kwaad aan het licht. De wet is gebroken door huwelijken aan te gaan die door de wet verboden zijn (Ex 34:12-16). Deze verboden huwelijken zijn een beeld van vriendschap met de wereld (Jk 4:4; vgl. 2Ko 6:14-15).

De genoemde volken zijn allemaal volken die in de dagen van Jozua overwonnen hadden moeten zijn (Dt 7:1-6). Het volk is uiterlijk dicht bij God, maar innerlijk is het ver van Hem verwijderd. Niet alleen het gewone volk, maar zelfs priesters en Levieten hebben zich bezondigd. Dit kwaad wordt pas als kwaad ontmaskerd als er trouwe mensen komen die Gods Woord als norm hanteren. Onder hen die belijden tot de Naam van de Heer Jezus samen te komen, kan het grofste kwaad zich openbaren als er geen wandel met Hem is. Trouwe mensen in de plaatselijke gemeente zullen dat kwaad aan de kaak stellen.

De oversten en overheden zijn zelfs de eersten in de ontrouw geweest (Ea 9:2). Door hun slechte voorbeeld hebben zij velen op het pad van de zonde gebracht. Zij die heel nauwgezet zijn om als gemeente geen verbinding met de wereld aan te gaan, doen dit soms wel in hun zaken of zelfs in hun huwelijk. Het aanwezige overblijfsel is wel met hun lichamen uit Babel gegaan, maar de geest van Babel is nog in hen.

Hun verbindingen stellen voor ons niet direct persoonlijke verbindingen voor, maar vooral beginselen die tegenover het “heilige zaad” staan. Wetticisme is bijvoorbeeld zo'n vreemde vrouw. Daarmee hebben de Galaten zich verbonden, zoals vandaag nog velen in de christenheid doen. Door middel van zijn brief aan hen wil Paulus hen ertoe brengen deze ‘vreemde vrouw’ uit te drijven. In de eerste brief aan de Korinthiërs zien we die ‘vreemde vrouwen’ bijvoorbeeld in het gebruik van verkeerde bouwmaterialen (1Ko 3:12-17), waarin we het gebruik van vreemde methoden in de (op)bouw van de gemeente kunnen zien.

Ezra is verbijsterd (Ea 9:3). Is het mogelijk dat dit overblijfsel, door God uit het vuur gerukt, de hand vergeten heeft van Hem Die het heeft bevrijd, dat zij trouwen met dochters van vreemde goden? Ezra is een man die in gemeenschap met God leeft. Hij voelt als geen ander de ernst en diepte van de zonde. Hij ook alleen kan zich met die zonde van anderen vereenzelvigen, zoals we ook zien bij Daniël, Nehemia, Mozes.

Ezra verootmoedigt zich persoonlijk, terwijl hij de zonde van het volk als de zijne draagt. Als er zonde te midden van Gods volk openbaar wordt, worden we niet in de eerste plaats opgeroepen om te handelen, maar om ons te verootmoedigen. Ezra geeft aan zijn verootmoediging uiting door het scheuren van zijn kleed en zijn mantel en het uittrekken van haar van zijn hoofd en uit zijn baard. Hij wordt eerst zelf diep door de zonde van het volk geraakt, voordat hij op de schuldigen afgaat om hen te straffen. Zo gaat hij zitten.

Door het gedrag van Ezra wordt het geweten van anderen geoefend. Na de persoonlijke verootmoediging van Ezra komen er meer die zich hierin bij hem aansluiten (Ea 9:4). Zij “beefden voor de woorden van de God van Israël” (vgl. Js 66:2b), wat aangeeft dat ook zij treuren over de toestand van het volk. Door de openlijke afschuw en het verdriet over de zonde die Ezra laat zien, komen anderen bij hem. Het verdriet over “de trouwbreuk van de ballingen” verenigt hen in verootmoediging voor de HEERE. Een breuk in trouw aan de HEERE is een groot kwaad. Ontrouw in een relatie is uiterst pijnlijk en grievend voor de persoon die dit wordt aangedaan. Ezra en de anderen voelen hier mee met Gods smart. Tevens erkennen zij dat hiervoor Gods toorn over hen moet komen.

Op het tijdstip van het avondoffer stort Ezra de diepe droefheid van zijn hart uit voor God. Enerzijds is hij diep bedroefd om de zonde van het volk. Anderzijds grijpt hij de kracht van het avondoffer – dat is het dagelijks avondbrandoffer – aan om tot God te naderen met het oog op de bedreven zonden (vgl. 1Sm 7:9; 1Kn 18:36; Dn 9:21; Hd 10:3). Dit laat ons in beeld zien dat men boven het falen van het geheel wordt uitgetild als Christus en Zijn werk voor God voor het hart worden geplaatst. Belijdenis van zonde in het licht van het offer van Christus is de basis voor God om aan de zonde van Zijn volk voorbij te gaan.

Tegen de tijd dat het avondoffer wordt gebracht, staat Ezra uit zijn verootmoediging op (Ea 9:5). Hij heeft een gebroken hart vanwege de zonde van het volk. Hij weet ook waar alleen hulp te vinden is. Het avondoffer is de enige grond waarop God de ontrouw van Zijn volk kan verdragen. Het avondoffer spreekt van het offer van Christus Die op het tijdstip van het avondoffer, het derde uur, geen antwoord van God heeft gekregen omdat Hij tot zonde werd gemaakt (2Ko 5:21). Omdat Hij geen antwoord heeft gekregen, kan God Elia en Daniël en Ezra antwoord geven op hun gebed.

Het zelfstandig naamwoord “verootmoediging” komt in de Bijbel alleen hier voor bij Ezra. Het is de uitdrukking van het ervaren van het kwaad in Gods volk op een wijze die in overeenstemming is met Wie God is. Iemand die het kwaad zo aanvoelt, kan door God worden gebruikt als Zijn werktuig ten gunste van Zijn volk. In die gezindheid buigt Ezra zijn knieën en spreidt zijn handen uit tot de HEERE, zijn God om voor het volk te bidden. Wat een aangrijpend voorbeeld voor ons! Hoe ver staan we daar vaak vanaf. Mocht het ons verlangen zijn hierin meer op Ezra te gaan lijken.

Copyright information for DutKingComments